Genade. Het blijft moeilijk het te begrijpen. Zelfs als je regelmatig over Gods onvoorwaardelijke liefde schrijft, hele boeken vol zelfs, verlies je soms uit het oog hoe aanstootgevend genade kan zijn.
Want als God echt in Christus de hele wereld met zichzelf verzoend heeft, als Jezus werkelijk de zonden van de hele wereld op zich heeft genomen, als er werkelijk niets meer is dat ons kan scheiden van de liefde van Christus … dan geldt dat voor iedereen. Ook voor mensen die het in mijn ogen niet verdiend hebben, die er niet hun best voor hebben gedaan, die andere dingen geloven dan ik, die hun impulsen niet onder controle hebben. Voor charlatans en kwakzalvers, voor kindermoordenaars en genocideplegers, voor religieuzen en heidenen. Voor Hitler en voor moeder Teresa. Voor iedereen.
Dat is ‘heady stuff’, dat komt hard binnen. Daar moet je even van gaan zitten. Want het lijkt alsof God zich niet aan de regels houdt, alsof hij niet eerlijk is, alsof hij vals speelt. Alsof hij een loopje met zichzelf laat nemen, en dingen door de vingers ziet. En dat kan toch niet? Als dat zo is, hoe kan ik dan ooit beoordelen of ik een goed mens ben, of ik deug, of ik erbij hoor? Als dat zo is, hoe kan ik er ooit voor zorgen dan anderen zich naar mijn maatstaven gedragen? Als dat zo is, hoe krijg ik dan ooit garanties? Die zijn er niet. Ik ben helemaal vrij. En dat is eng. En andere mensen zijn ook helemaal vrij. Dat is nog veel enger! Daar heb ik niet om gevraagd!
Het is veel gemakkelijker mijn gedrag in regels vastgelegd te hebben, met straffen en beloningen erbij, dan vrij te zijn om te kiezen: heb ik anderen lief of niet, creëer ik schoonheid of niet, streef ik rechtvaardigheid na of niet? Als dat alleen van mijn eigen keuze afhangt, zonder een wortel of een zweep … En dan weet ik ook niet of anderen mij wel gaan liefhebben, voor mij schoonheid maken, me rechtvaardig behandelen. Laten we de hekken dus maar snel weer oprichten. Ja, we zijn behouden op grond van genade, door het geloof, maar … nu moeten we wel leven als goede christenen … Ja, God houdt van ons zoals we zijn, maar … Hij houdt te veel van ons om ons zo te laten. Ja, Jezus' werk aan het kruis geldt voor iedereen, maar … ze moeten wel de juiste dingen geloven of doen om in de hemel te komen. Ja … maar …
Het moge duidelijk zijn, we voegen graag ‘maren’ toe aan een boodschap waar ze oorspronkelijk niet bij hoorden. Hoe moeilijk het ook is voor ons te accepteren: het evangelie is niets anders dan een boodschap. Een aankondiging van iets dat realiteit is. Niet iets waar wij iets voor hoeven doen. Het is geen onderhandeling, geen verbond met twee partijen (de bijbel suggereert dat het een verbond is waarbij maar een enkele partner aan voorwaarden hoeft te voldoen, namelijk God), geen polderstructuur of overlegsessie. Er worden geen voorwaarden gesteld of belastingen geheven.
Het is simpelweg een nieuwsbericht dat aan ons wordt verkondigd: het koninkrijk van God is gearriveerd. Het is al in ons en onder ons. Het enige dat voor ons overblijft, is die boodschap te horen. Onze vingers niet in de oren te steken, maar de boodschap ontvangen. Ervoor open staan als een kind. Dit is al realiteit, of wij het nu willen of niet. We kunnen ons er slechts naar schikken. God heeft ons in Christus met zichzelf verzoend. Nu wij weer … de vraag bereikt ons opnieuw: ‘wat wil je?’
Zo radicaal is het. We hoeven niet eens in het goede nieuws te geloven. Het is realiteit of we erin geloven of niet (erin geloven is wel mooi omdat het je ontspanning kan geven en de energie om lief te hebben en schoonheid te creëren). Of dat we nu net het verkeerde dogma geloven. Onze intellectuele overtuigingen kunnen niets doen om het koninkrijk te doen komen of het tegen te houden. Onze emotionele ervaringen ook niet. God bouwt zijn koninkrijk - het is een belofte en hij gaat die gestand doen. Zelfs ons morele of amorele gedrag heeft erop geen invloed. Het is er en als wij het willen, horen we erbij.
Maar goed, dan moeten we ons associëren met degenen die volgens Jezus in dat koninkrijk thuishoren. De melaatsen, de hoeren, de tollenaars. De laatsten, die de eersten zullen zijn. De Farizeeën wilden er daarom niet bij horen. Als dat gespuis zomaar wordt toegelaten … is dat dan waarom wij ons altijd zo hebben uitgesloofd? Dus wilden ze zelf het koninkrijk niet binnengaan, niet leven alsof het al realiteit was (wat het was), en hielden ze anderen tegen te leven alsof het koninkrijk gekomen was. En op die manier sloten ze zichzelf erbuiten.
Die Farizeïsche neigingen herken ik (helaas) nog steeds bij mezelf. Anders dan toen ik in een wat extreme, strenge kerk opgroeide, en mezelf onder andere liet voorstaan op mijn kennis van de bijbel (alsof het voor God wat uitmaakt hoeveel Bijbelteksten je uit je hoofd kent). De kerk waar ik in opgroeide, had het verzamelen van kennis op een voetstuk staan, en gaf mij dus een excuus om goed over mezelf te denken (ik ben intellectueel namelijk vrij sterk). De kerk bevestigde datgene waar ik toch al sterk in was, waar ik mijn leven op baseerde. Tegelijk zag ik in mezelf ook tekortkomingen (de reden dat ik stopte met het lezen van spannende verhalen en het kijken van films - ik vond mijn fantasie verdacht). Om mezelf te rechtvaardigen in het zo hard onderdrukken van mijn eigen verlangens, werd ik nog trotser op wat ik kon presteren op intellectueel gebied. En vond ik minder verlichte gelovigen, mensen die er met de pet naar gooiden, of die naar metalmuziek luisterden, het eigenlijk niet zo goed doen.
Nu ga ik niet meer naar die kerk, ben ik van intellectuele leerstellingen niet meer zo zeker en leg ik mezelf niet zulke zware regels meer op. Maar ten eerste ben ik als ik naar mezelf kijk nog steeds niet echt overtuigd dat ik waardevol ben en dat God van mij kan houden. Ik zie grove fouten en tekortkomingen - ook als anderen die niet zien. En ten tweede heb nog steeds dingen waar ik me op kan laten voorstaan. “Ik dank u, Heer, dat ik niet ben zoals die dakloze, die verslaafde (of: die religieuze, nog steeds wettische, nog steeds in het creationisme gelovende christen).” Zelfs twijfel en onzekerheid kunnen zaken worden waar ik me op kan laten voorstaan. En deze neigingen kunnen elkaar gaan versterken (gelukkig zit ik niet in een kerk die me verleidt om van dingen zeker te zijn en intellectueel te geloven).
Daarom heb ik het nodig om steeds opnieuw van mijn stuk te worden gebracht door de realiteit van Gods liefde, de boodschap van genade. Dat ik geaccepteerd ben. Punt. Alleen dat zorgt ervoor dat ik het oordeel los kan laten. Het oordeel over mezelf. En dat over de ander.
En op die manier van mijn stuk gebracht worden, dat kan alleen door schokkende verhalen. Voor mensen die, zoals ik, zijn opgegroeid met de kinderbijbel en zondagsschoolverhalen, lijken de gelijkenissen die Jezus vertelde, vertrouwde kost. Ze komen niet echt heel confronterend over: lieve schaapjes, verloren penningen. We hebben de gelijkenissen platgegooid met uitleggingen en verklaringen. Maar ze zijn echt niet zo eenvoudig, burgerlijk of kinderlijk. Voor Jezus’ tijdgenoten waren ze ronduit aanstootgevend. Allemaal!
Werkers die allemaal het zelfde betaald krijgen ook als de een een uur heeft gewerkt en de ander de hele dag? Zonen die hun vader dood verklaren en dan toch weer zomaar terug worden ontvangen? Werkgevers die er niet om geven rechtvaardig gevonden te worden. God die zichzelf vergelijkt met boze koningen en onrechtvaardige rechters, gelovigen die zich moeten gedragen als corrupte rentmeesters? Dat is toch geen moreel hoogstaande literatuur? Dat is toch niet opbouwend? Waarom zet God zichzelf neer als een gladjakker (of als iemand die zich door gladjakkers beet laat nemen)?
Het antwoord is simpel: omdat God zich naar ons toe nu eenmaal niet rechtvaardig gedraagt. Niet volgens onze normen. Hij doet ons niet naar onze zonden, hij vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. De schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen. De religiewinkel is gesloten en er zijn planken tegen het raam getimmerd. Is dat eerlijk? Nee. Maar laten we eerlijk zijn: als God eerlijk was, waar zouden wij dan nog recht op hebben? Ik weet dat mijn geweten mij vertelt dat ik niet volmaakt ben. En dus kan ik maar beter niet al te hoog van de toren blazen. Als Gods liefde niet echt, radicaal onvoorwaardelijk is …
Een verhaal, een gelijkenis, dat de radicaliteit van Gods genade duidelijk maakt in een moderne setting is de film ‘The Apostle’, van Robert Duvall. In deze fascinerende film speelt Robert Duvall Sonny, een predikant uit een pinkstergemeente, die niet over straat kan lopen zonder ‘Jezus’ te prevelen, en niet voorbij een ongeluk kan rijden zonder stil te staan en de verongelukte tot de Heer te leiden. En de kerk die hij leidt, samen met zijn vrouw, is een groot succes. Hij is geliefd, omdat hij met zoveel passie kan preken. Het is duidelijk dat de Heilige Geest door hem heen werkt. Ja, hij is een rokkenjager. Hij is eigenlijk heel impulsief, en kan agressief en dominerend uit de hoek komen. Maar vooral is hij predikant.
Even terzijde, hoewel dit een hele nieuwe bespreking waard kan zijn: het is interessant hoe deze film laat zien dat de pinksterkerk de impulsiviteit en controleproblemen van mensen bevestigt en versterkt. Zoals de kerk waar ik in opgroeide intellectualisme en kennis bevestigde en versterkte, en maakte dat mensen met veel kennis en intellect op een voetstuk kwamen te staan, gebeurt dat in de pinksterkerk in deze film met mensen die zichzelf moeilijk kunnen bedwingen. Want je moet je juist open stellen voor de geest, je wordt geacht je remmingen los te laten, en God door je heen te laten werken. Mensen die dat uit zichzelf goed kunnen, bijvoorbeeld vanwege een geringe impulscontrole, stijgen dus snel op de ladder van ‘geestelijkheid’. Zij kunnen namelijk spontaan zijn, opeens in rare woorden gaan spreken, en durven zich zomaar met een woord of profetie in het leven van anderen te mengen. Dit betekent echter ook dat het de ongezonde kanten van zichzelf niet kunnen beheersen of impulsen niet kunnen bedwingen in deze kringen makkelijker tot uiting kunnen komen. Dit zie je in pinksterleiders die privejets willen hebben en andere extremiteiten. En in deze film in het feit dat Sonny in een vlaag van woede iemand neer mept met een honkbalknuppel en er dan vandoor gaat. En zichzelf zo blijft opjagen dat hij niet stilstaat bij wat hij gedaan heeft. Hij heeft in de kerk niet geleerd deze ongezonde karaktereigenschappen onder controle te brengen, en dat breekt hem nu op.
Tegelijk: het verhaal van gevierd kerkleider zijn, mensen opzwepen in religieuze extase, voor de groep staan en de sfeer bepalen, dat is het enige verhaal dat Sonny kent. Het is zijn heldenverhaal, dus dat is wat hij gaat doen als alles hem is afgenomen. Hij noemt zich de ‘Apostel E.F.’ en reist naar een afgelegen plek waar hij een ingedut kerkje nieuw leven in gaat blazen. Is dit wat de Heer hem ingeeft, of is het zijn ‘heldenverhaal’? Het feit is: hij weet niet anders. De film toont Sonny echter niet als charlatan of onoprecht. Hij is wel degelijk voortdurend in dialoog met God. Hij schreeuwt zelfs tegen hem, fluistert naar hem, tiert tegen God, als een David - die ook een vriend van God was. Hij is echt overtuigt dat God er is, en werkt in mensen. Maar tegelijk leeft hij het verhaal uit dat zijn heldenverhaal is, en waarvan hij overtuigt is dat het de enige manier is waarop hij zijn leven betekenis kan geven. Onze motieven zijn nooit helemaal zuiver. De mijne ook niet. Schrijf ik mijn boek of mijn blog omdat ik echt iets wil overdragen, of omdat ik mijn zelfbeeld laat afhangen van het aantal mensen dat op de link klikt? Het laatste is namelijk ook waar, ik ga dadelijk ook weer controleren hoeveel mensen dit stuk hebben gelezen.
Wij als kijkers weten dat Sonny iemand is met impulscontroleproblemen, een rokkenjager en een moordenaar, bovendien iemand die zichzelf niet bij de politie heeft aangegeven. En toch: God werkt door hem heen. Als een racistische ‘redneck’ problemen zoekt, ziet Sonny de nood achter de ogen van de man en bidt met hem. De man laat zijn plan varen en zoekt verzoening. Een jonge man die in zijn eentje leefde, vindt gemeenschap en komt uiteindelijk tot bekering. Een noodlijdende gemeente wordt een levend geheel, waar mensen die elkaar eerst niet mochten, elkaar in de armen vallen. En dat is blijvend! Het werk dat God door Sonny heen heeft gedaan, stort niet opeens ineen. Hij heeft zelfs mensen achtergelaten die het zullen gaan oppakken.
En als Sonny dan door de politie is ingerekend, en te werk is als gevangene, dan nog werkt God door hem heen. Dan nog verkondigt hij het goede nieuws, het evangelie, de aankondiging dat God in Jezus de wereld al, voor eens en altijd met zichzelf verzoend heeft.
Werd ik erdoor geschokt? Ja. Laat het bij het kijken van de film tot je doordringen. God heeft Sonny lief -onvoorwaardelijk— zoals Sonny is en wat hij ook gedaan heeft, precies zoals hij jou en mij liefheeft, en niet anders. Het is zoals Sonny zelf steeds zegt: ‘Jesus loves you in this moment, and so do I.’ En God houdt niet meer van mij of van moeder Theresa dan van Sonny. En God werkt niet meer door mij of moeder Theresa, dan door Sonny. In de bijbel staat dat God de heidense koning Xerxes gebruikte. Hij sprak zelfs door een ezel. Waarom zouden wij ‘maren’ toevoegen aan zijn beslissing, het willen kwalificeren, iets toevoegen dat wij eraan kunnen bijdragen (al was het alleen dat wij ‘geloven dat het waar is’)? God is het die handelt, en hij handelt alleen. Zo mooi is het goede nieuws. En ondertussen moeten we niet neerkijken op mensen die anders zijn dan wij, net zulke zondaars als wij (hooguit misschien wat zichtbaarder), met wie wij Gods koninkrijk delen. Zij zullen ons daarin voorgaan, met de tollenaars en hoeren en al dat soort types waarmee de Farizeeën zich niet wilden associëren. Trouwens, zelfs als wij op hen zouden neerkijken, zou dat Gods liefde voor ons niet minder maken. God houdt zelfs van huichelaars. De vader zocht de oudste zoon op, toen die het feest niet wilde binnengaan. Zo radicaal is nou het evangelie.
Oh, en geniet bij het kijken van de film van de ‘Southern gospel’-muziek. Fantastisch!
Want als God echt in Christus de hele wereld met zichzelf verzoend heeft, als Jezus werkelijk de zonden van de hele wereld op zich heeft genomen, als er werkelijk niets meer is dat ons kan scheiden van de liefde van Christus … dan geldt dat voor iedereen. Ook voor mensen die het in mijn ogen niet verdiend hebben, die er niet hun best voor hebben gedaan, die andere dingen geloven dan ik, die hun impulsen niet onder controle hebben. Voor charlatans en kwakzalvers, voor kindermoordenaars en genocideplegers, voor religieuzen en heidenen. Voor Hitler en voor moeder Teresa. Voor iedereen.
Dat is ‘heady stuff’, dat komt hard binnen. Daar moet je even van gaan zitten. Want het lijkt alsof God zich niet aan de regels houdt, alsof hij niet eerlijk is, alsof hij vals speelt. Alsof hij een loopje met zichzelf laat nemen, en dingen door de vingers ziet. En dat kan toch niet? Als dat zo is, hoe kan ik dan ooit beoordelen of ik een goed mens ben, of ik deug, of ik erbij hoor? Als dat zo is, hoe kan ik er ooit voor zorgen dan anderen zich naar mijn maatstaven gedragen? Als dat zo is, hoe krijg ik dan ooit garanties? Die zijn er niet. Ik ben helemaal vrij. En dat is eng. En andere mensen zijn ook helemaal vrij. Dat is nog veel enger! Daar heb ik niet om gevraagd!
Het is veel gemakkelijker mijn gedrag in regels vastgelegd te hebben, met straffen en beloningen erbij, dan vrij te zijn om te kiezen: heb ik anderen lief of niet, creëer ik schoonheid of niet, streef ik rechtvaardigheid na of niet? Als dat alleen van mijn eigen keuze afhangt, zonder een wortel of een zweep … En dan weet ik ook niet of anderen mij wel gaan liefhebben, voor mij schoonheid maken, me rechtvaardig behandelen. Laten we de hekken dus maar snel weer oprichten. Ja, we zijn behouden op grond van genade, door het geloof, maar … nu moeten we wel leven als goede christenen … Ja, God houdt van ons zoals we zijn, maar … Hij houdt te veel van ons om ons zo te laten. Ja, Jezus' werk aan het kruis geldt voor iedereen, maar … ze moeten wel de juiste dingen geloven of doen om in de hemel te komen. Ja … maar …
Het moge duidelijk zijn, we voegen graag ‘maren’ toe aan een boodschap waar ze oorspronkelijk niet bij hoorden. Hoe moeilijk het ook is voor ons te accepteren: het evangelie is niets anders dan een boodschap. Een aankondiging van iets dat realiteit is. Niet iets waar wij iets voor hoeven doen. Het is geen onderhandeling, geen verbond met twee partijen (de bijbel suggereert dat het een verbond is waarbij maar een enkele partner aan voorwaarden hoeft te voldoen, namelijk God), geen polderstructuur of overlegsessie. Er worden geen voorwaarden gesteld of belastingen geheven.
Het is simpelweg een nieuwsbericht dat aan ons wordt verkondigd: het koninkrijk van God is gearriveerd. Het is al in ons en onder ons. Het enige dat voor ons overblijft, is die boodschap te horen. Onze vingers niet in de oren te steken, maar de boodschap ontvangen. Ervoor open staan als een kind. Dit is al realiteit, of wij het nu willen of niet. We kunnen ons er slechts naar schikken. God heeft ons in Christus met zichzelf verzoend. Nu wij weer … de vraag bereikt ons opnieuw: ‘wat wil je?’
Zo radicaal is het. We hoeven niet eens in het goede nieuws te geloven. Het is realiteit of we erin geloven of niet (erin geloven is wel mooi omdat het je ontspanning kan geven en de energie om lief te hebben en schoonheid te creëren). Of dat we nu net het verkeerde dogma geloven. Onze intellectuele overtuigingen kunnen niets doen om het koninkrijk te doen komen of het tegen te houden. Onze emotionele ervaringen ook niet. God bouwt zijn koninkrijk - het is een belofte en hij gaat die gestand doen. Zelfs ons morele of amorele gedrag heeft erop geen invloed. Het is er en als wij het willen, horen we erbij.
Maar goed, dan moeten we ons associëren met degenen die volgens Jezus in dat koninkrijk thuishoren. De melaatsen, de hoeren, de tollenaars. De laatsten, die de eersten zullen zijn. De Farizeeën wilden er daarom niet bij horen. Als dat gespuis zomaar wordt toegelaten … is dat dan waarom wij ons altijd zo hebben uitgesloofd? Dus wilden ze zelf het koninkrijk niet binnengaan, niet leven alsof het al realiteit was (wat het was), en hielden ze anderen tegen te leven alsof het koninkrijk gekomen was. En op die manier sloten ze zichzelf erbuiten.
Die Farizeïsche neigingen herken ik (helaas) nog steeds bij mezelf. Anders dan toen ik in een wat extreme, strenge kerk opgroeide, en mezelf onder andere liet voorstaan op mijn kennis van de bijbel (alsof het voor God wat uitmaakt hoeveel Bijbelteksten je uit je hoofd kent). De kerk waar ik in opgroeide, had het verzamelen van kennis op een voetstuk staan, en gaf mij dus een excuus om goed over mezelf te denken (ik ben intellectueel namelijk vrij sterk). De kerk bevestigde datgene waar ik toch al sterk in was, waar ik mijn leven op baseerde. Tegelijk zag ik in mezelf ook tekortkomingen (de reden dat ik stopte met het lezen van spannende verhalen en het kijken van films - ik vond mijn fantasie verdacht). Om mezelf te rechtvaardigen in het zo hard onderdrukken van mijn eigen verlangens, werd ik nog trotser op wat ik kon presteren op intellectueel gebied. En vond ik minder verlichte gelovigen, mensen die er met de pet naar gooiden, of die naar metalmuziek luisterden, het eigenlijk niet zo goed doen.
Nu ga ik niet meer naar die kerk, ben ik van intellectuele leerstellingen niet meer zo zeker en leg ik mezelf niet zulke zware regels meer op. Maar ten eerste ben ik als ik naar mezelf kijk nog steeds niet echt overtuigd dat ik waardevol ben en dat God van mij kan houden. Ik zie grove fouten en tekortkomingen - ook als anderen die niet zien. En ten tweede heb nog steeds dingen waar ik me op kan laten voorstaan. “Ik dank u, Heer, dat ik niet ben zoals die dakloze, die verslaafde (of: die religieuze, nog steeds wettische, nog steeds in het creationisme gelovende christen).” Zelfs twijfel en onzekerheid kunnen zaken worden waar ik me op kan laten voorstaan. En deze neigingen kunnen elkaar gaan versterken (gelukkig zit ik niet in een kerk die me verleidt om van dingen zeker te zijn en intellectueel te geloven).
Daarom heb ik het nodig om steeds opnieuw van mijn stuk te worden gebracht door de realiteit van Gods liefde, de boodschap van genade. Dat ik geaccepteerd ben. Punt. Alleen dat zorgt ervoor dat ik het oordeel los kan laten. Het oordeel over mezelf. En dat over de ander.
En op die manier van mijn stuk gebracht worden, dat kan alleen door schokkende verhalen. Voor mensen die, zoals ik, zijn opgegroeid met de kinderbijbel en zondagsschoolverhalen, lijken de gelijkenissen die Jezus vertelde, vertrouwde kost. Ze komen niet echt heel confronterend over: lieve schaapjes, verloren penningen. We hebben de gelijkenissen platgegooid met uitleggingen en verklaringen. Maar ze zijn echt niet zo eenvoudig, burgerlijk of kinderlijk. Voor Jezus’ tijdgenoten waren ze ronduit aanstootgevend. Allemaal!
Werkers die allemaal het zelfde betaald krijgen ook als de een een uur heeft gewerkt en de ander de hele dag? Zonen die hun vader dood verklaren en dan toch weer zomaar terug worden ontvangen? Werkgevers die er niet om geven rechtvaardig gevonden te worden. God die zichzelf vergelijkt met boze koningen en onrechtvaardige rechters, gelovigen die zich moeten gedragen als corrupte rentmeesters? Dat is toch geen moreel hoogstaande literatuur? Dat is toch niet opbouwend? Waarom zet God zichzelf neer als een gladjakker (of als iemand die zich door gladjakkers beet laat nemen)?
Het antwoord is simpel: omdat God zich naar ons toe nu eenmaal niet rechtvaardig gedraagt. Niet volgens onze normen. Hij doet ons niet naar onze zonden, hij vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. De schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen. De religiewinkel is gesloten en er zijn planken tegen het raam getimmerd. Is dat eerlijk? Nee. Maar laten we eerlijk zijn: als God eerlijk was, waar zouden wij dan nog recht op hebben? Ik weet dat mijn geweten mij vertelt dat ik niet volmaakt ben. En dus kan ik maar beter niet al te hoog van de toren blazen. Als Gods liefde niet echt, radicaal onvoorwaardelijk is …
Een verhaal, een gelijkenis, dat de radicaliteit van Gods genade duidelijk maakt in een moderne setting is de film ‘The Apostle’, van Robert Duvall. In deze fascinerende film speelt Robert Duvall Sonny, een predikant uit een pinkstergemeente, die niet over straat kan lopen zonder ‘Jezus’ te prevelen, en niet voorbij een ongeluk kan rijden zonder stil te staan en de verongelukte tot de Heer te leiden. En de kerk die hij leidt, samen met zijn vrouw, is een groot succes. Hij is geliefd, omdat hij met zoveel passie kan preken. Het is duidelijk dat de Heilige Geest door hem heen werkt. Ja, hij is een rokkenjager. Hij is eigenlijk heel impulsief, en kan agressief en dominerend uit de hoek komen. Maar vooral is hij predikant.
Even terzijde, hoewel dit een hele nieuwe bespreking waard kan zijn: het is interessant hoe deze film laat zien dat de pinksterkerk de impulsiviteit en controleproblemen van mensen bevestigt en versterkt. Zoals de kerk waar ik in opgroeide intellectualisme en kennis bevestigde en versterkte, en maakte dat mensen met veel kennis en intellect op een voetstuk kwamen te staan, gebeurt dat in de pinksterkerk in deze film met mensen die zichzelf moeilijk kunnen bedwingen. Want je moet je juist open stellen voor de geest, je wordt geacht je remmingen los te laten, en God door je heen te laten werken. Mensen die dat uit zichzelf goed kunnen, bijvoorbeeld vanwege een geringe impulscontrole, stijgen dus snel op de ladder van ‘geestelijkheid’. Zij kunnen namelijk spontaan zijn, opeens in rare woorden gaan spreken, en durven zich zomaar met een woord of profetie in het leven van anderen te mengen. Dit betekent echter ook dat het de ongezonde kanten van zichzelf niet kunnen beheersen of impulsen niet kunnen bedwingen in deze kringen makkelijker tot uiting kunnen komen. Dit zie je in pinksterleiders die privejets willen hebben en andere extremiteiten. En in deze film in het feit dat Sonny in een vlaag van woede iemand neer mept met een honkbalknuppel en er dan vandoor gaat. En zichzelf zo blijft opjagen dat hij niet stilstaat bij wat hij gedaan heeft. Hij heeft in de kerk niet geleerd deze ongezonde karaktereigenschappen onder controle te brengen, en dat breekt hem nu op.
Tegelijk: het verhaal van gevierd kerkleider zijn, mensen opzwepen in religieuze extase, voor de groep staan en de sfeer bepalen, dat is het enige verhaal dat Sonny kent. Het is zijn heldenverhaal, dus dat is wat hij gaat doen als alles hem is afgenomen. Hij noemt zich de ‘Apostel E.F.’ en reist naar een afgelegen plek waar hij een ingedut kerkje nieuw leven in gaat blazen. Is dit wat de Heer hem ingeeft, of is het zijn ‘heldenverhaal’? Het feit is: hij weet niet anders. De film toont Sonny echter niet als charlatan of onoprecht. Hij is wel degelijk voortdurend in dialoog met God. Hij schreeuwt zelfs tegen hem, fluistert naar hem, tiert tegen God, als een David - die ook een vriend van God was. Hij is echt overtuigt dat God er is, en werkt in mensen. Maar tegelijk leeft hij het verhaal uit dat zijn heldenverhaal is, en waarvan hij overtuigt is dat het de enige manier is waarop hij zijn leven betekenis kan geven. Onze motieven zijn nooit helemaal zuiver. De mijne ook niet. Schrijf ik mijn boek of mijn blog omdat ik echt iets wil overdragen, of omdat ik mijn zelfbeeld laat afhangen van het aantal mensen dat op de link klikt? Het laatste is namelijk ook waar, ik ga dadelijk ook weer controleren hoeveel mensen dit stuk hebben gelezen.
Wij als kijkers weten dat Sonny iemand is met impulscontroleproblemen, een rokkenjager en een moordenaar, bovendien iemand die zichzelf niet bij de politie heeft aangegeven. En toch: God werkt door hem heen. Als een racistische ‘redneck’ problemen zoekt, ziet Sonny de nood achter de ogen van de man en bidt met hem. De man laat zijn plan varen en zoekt verzoening. Een jonge man die in zijn eentje leefde, vindt gemeenschap en komt uiteindelijk tot bekering. Een noodlijdende gemeente wordt een levend geheel, waar mensen die elkaar eerst niet mochten, elkaar in de armen vallen. En dat is blijvend! Het werk dat God door Sonny heen heeft gedaan, stort niet opeens ineen. Hij heeft zelfs mensen achtergelaten die het zullen gaan oppakken.
En als Sonny dan door de politie is ingerekend, en te werk is als gevangene, dan nog werkt God door hem heen. Dan nog verkondigt hij het goede nieuws, het evangelie, de aankondiging dat God in Jezus de wereld al, voor eens en altijd met zichzelf verzoend heeft.
Werd ik erdoor geschokt? Ja. Laat het bij het kijken van de film tot je doordringen. God heeft Sonny lief -onvoorwaardelijk— zoals Sonny is en wat hij ook gedaan heeft, precies zoals hij jou en mij liefheeft, en niet anders. Het is zoals Sonny zelf steeds zegt: ‘Jesus loves you in this moment, and so do I.’ En God houdt niet meer van mij of van moeder Theresa dan van Sonny. En God werkt niet meer door mij of moeder Theresa, dan door Sonny. In de bijbel staat dat God de heidense koning Xerxes gebruikte. Hij sprak zelfs door een ezel. Waarom zouden wij ‘maren’ toevoegen aan zijn beslissing, het willen kwalificeren, iets toevoegen dat wij eraan kunnen bijdragen (al was het alleen dat wij ‘geloven dat het waar is’)? God is het die handelt, en hij handelt alleen. Zo mooi is het goede nieuws. En ondertussen moeten we niet neerkijken op mensen die anders zijn dan wij, net zulke zondaars als wij (hooguit misschien wat zichtbaarder), met wie wij Gods koninkrijk delen. Zij zullen ons daarin voorgaan, met de tollenaars en hoeren en al dat soort types waarmee de Farizeeën zich niet wilden associëren. Trouwens, zelfs als wij op hen zouden neerkijken, zou dat Gods liefde voor ons niet minder maken. God houdt zelfs van huichelaars. De vader zocht de oudste zoon op, toen die het feest niet wilde binnengaan. Zo radicaal is nou het evangelie.
Oh, en geniet bij het kijken van de film van de ‘Southern gospel’-muziek. Fantastisch!