Ik vond op internet laatst een treffende afbeelding. Het was een bekende plaat, van Jezus die klopt op de deur van het hart. ‘Doe de deur open’, zegt Jezus. ‘Waarom?’ vraagt de mens binnen. ‘Omdat ik je wil redden’, zegt Jezus. ‘Waarvan?’ ‘Van wat ik je ga aandoen als je niet snel die deur opendoet!’.
Ik moest er hartelijk om lachen. De cartoon liet goed zien wat voor Godsbeeld ik met me meedroeg. Het beeld van een God met ‘anger issues’, die niets anders kan dan boos op zijn op zijn eigen kinderen, de mensen die hij zelf had gemaakt, en ik moest wel heel blij en dankbaar zijn dat hij een manier had gevonden om zich in te houden. Nu moest ik vervolgens onder het mom van dankbaarheid mijn leven lang mijn uiterste best doen om hem niet alsnog boos te maken. Dat is liefde, zeiden we in de kerk waar we opgroeiden. Maar dat is helemaal geen liefde! Verre van dat. Liefde drijft de vrees juist uit, aldus 1 Johannes 4:18. “De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden.”
Een paar weken geleden in de kerk werd tijdens het moment van zalving voor genezing en heelmaking muziek gemaakt door piano en trombone. Ik vroeg ondertussen of God tot me wilde spreken. Ik kreeg echter geen openbaring. In plaats daarvan luisterde ik naar de muziek en ik was onder de indruk, onder andere van de mooie loopjes van de piano, mooie hoge tonen, afgewisselde met de diepe trombone. En ik realiseerde me opeens dat die schoonheid en die lieflijkheid ook iets over God zeiden. Als God zichtbaar werd in de tere schoonheid van de muziek, dan kon hij niet slecht zijn. Dan moest hij goed zijn. Dan moest hij wel liefde zijn. Het kon niet anders. De God die op de deur van mijn hart bonst om me van zijn eigen boosheid te redden, kon niet die schoonheid voortbrengen.
Ik heb in de laatste paar series op mijn blog al veel geschreven over het verschil tussen een transactionele visie op God en onze verlossing (‘voor wat hoort wat’) en een sacramentele visie op God en onze verlossing (Gods onvoorwaardelijke liefde werd zichtbaar in Jezus leven, dood en opstanding - zoals God zichtbaar werd in de muziek). Volgens mij sluiten die twee benaderingen elkaar volledig uit. Of God is liefde, zoals Johannes zegt, of hij is het niet. Maar als God geen liefde is, waarom zouden we dan in hem geloven? Waarom zouden we de eeuwigheid bij hem willen doorbrengen? Als God geen liefde zou zijn, zou de hel een beter alternatief zijn (de hel is immers de afwezigheid van God. En gepijnigd worden terwijl je je persoonlijkheid behoudt, is beter dan eeuwig gehersenspoeld te zijn.) Jezus riep tijdens zijn leven al op tot een radicale keuze voor hem of tegen hem, en zijn volgelingen zijn al even scherp. Paulus bijvoorbeeld heeft in Galaten geen goed woord over voor mensen die een andere boodschap brengen dan die van Gods genade. Zelfs als deze zichzelf christen noemen. Hij windt zich er behoorlijk over op.
Ik ontdekte dat ik eigenlijk veel te snel had gekozen om de kerk waar ik in opgroeide te vergeven, dat ik ze het voordeel van de twijfel wilde bieden, dat ik het probleem meer bij mezelf zocht dan bij de kerk. Ik had mezelf nooit echt toegestaan om mijn boosheid over de kerk te voelen of te uiten. Het zijn christenen, en dus moet je voorzichtig zijn, dat is altijd de boodschap. Ze bedoelen het immers goed, ze geloven ook in God en de bijbel, en zo voorts ... Maar als de leer van de kerk echt slecht is, is het gepast boos te zijn! De woorden die van de kansel werden gesproken hebben me daadwerkelijk beschadigd. Dat moet ik erkennen, en daar moet ik boos over zijn. Daardoor ontdek ik wat de grenzen zijn, en hoe belangrijk deze grenzen voor me zijn. En dus laat ik vervolgens anderen niet meer zo makkelijk over deze grenzen heen komen.
Ik ben er van overtuigd dat God liefde is en dat hij deze liefde heeft laten zien in Jezus. Ik geloof ook heilig dat andere boodschappen geen ‘goed nieuws’ zijn en mijzelf en andere mensen beschadigen. Ik wil daar dan ook geen ruimte mee voor laten. Ik zal me er zelfs over opwinden. Wat slecht is, moet ook slecht genoemd mogen worden. En geen ruimte meer krijgen in mijn eigen leven. De boodschap dat God van mij houdt, zoals ik ben, kan alleen echt effect hebben, als ik hem niet langer betwijfel, als ik hem niet langer op armslengte houdt omdat ik ook de optie open moet laten dat God wel eens boos op mij zou kunnen zijn. Zolang ik ergens nog rekening moet houden met het idee dat God wel eens niet met mij geassocieerd zou willen worden, geloof ik nooit dat ik goed genoeg ben. En ergens voor kiezen, is altijd ook ergens tegen kiezen. Zo radicaal moeten we zijn. Zo radicaal moet ik zijn.
Net zo moet ik zo’n keuze maken in mijn relaties met andere mensen. Ik schreef over een belangrijk persoon in mijn leven die mij de boodschap had meegegeven dat die niet met mij geassocieerd wilde worden. Ik moet over deze boodschap boos worden, dat wil zeggen: ik moet radicaal beseffen dat het niets over mij zegt, dat ik -ook als iemand niet met mij geassocieerd zou willen worden- mag zijn wie ik ben. En dat ik zo’n behandeling niet hoef te accepteren, alleen omdat de mogelijkheid zou bestaan dat deze persoon gelijk heeft. Ik heb radicaal gekozen dat ik niet meer wil dat mensen dit soort dingen over mij zeggen, en dat ik er niet meer naar wil leven. Ze hebben gewoon geen gelijk!
Een opmerking van een oud leidinggevende heeft me hier erg bij geholpen. Ik vertelde haar dat ik op de middelbare school gepest was. Ze reageerde begrijpend. En toen zei ze iets dat diep bij me binnenkwam: ‘Maar ook als je niet gepest was, was je nog steeds anders geweest dan je klasgenoten.’ Ook als ik niet gepest was, was ik mezelf geweest. Waar ik mee moest leren omgaan was dus niet het pesten, maar het feit dat ik Johan ben, en in sommige aspecten verschil van anderen. Ik ben gevoelig, ik ben fantasievol, ik ben creatief en gedreven, en ik gebruik veel woorden. Dat is wat ik mag accepteren.
Het weekeinde hierna was ik op een verjaardag van studievrienden van me. Nu heb ik zolang ik me kan herinneren het diepgewortelde gevoel dat als anderen mij in hun aanwezigheid accepteren, het een daad van liefdadigheid is. Ze zien dat ik kwetsbaar en eenzaam ben, en dus nodigen ze me uit. Ik kon niet werkelijk geloven dat mensen het echt leuk vonden als ik er was, dat ze mij (als Johan) echt waardeerden. Maar op die verjaardag zag ik het voor het eerst: mensen genieten er werkelijk van als ik er ben! Mijn vrienden waren werkelijk in mijn geïnteresseerd, luisterden naar wat ik te vertellen had, en lachten om mijn grappen. Ze verdroegen me niet maar in hun gezelschap, ze waardeerden mij werkelijk als vriend. Dat kwam bijna als een klap bij me binnen. Mensen wilden dus wel met mij geassocieerd worden! Ik had de boodschap van de kerk en mijn omgeving zo geïnternaliseerd dat ik dacht dat die voor de hele wereld gold, maar toen ik die boodschap afwees, was er voor mij de ruimte om te zien dat ik er wel mocht zijn! Dat ik wel werd gewaardeerd, gewoon, als mezelf. Als Johan. Zonder de radicale afwijzing van de boodschap van de kerk en anderen, zonder daar echt boos op te worden, kon ik nooit andere boodschappen waarnemen. De twee boodschappen sluiten elkaar namelijk uit. En ik moest kiezen wie ik zou geloven. “Kies dan heden wie u dienen zult”, houdt de bijbel ons voor. Dat geldt ook op dit gebied! Er is geen tussenweg mogelijk, ook niet om de lieve vrede.
Ik moet denken aan het mooie gedicht van Gerard Manley Hopkins:
My own heart let me have more have pity on; let
Me live to my sad self hereafter kind,
Charitable; not live this tormented mind
With this tormented mind tormenting yet.
I cast for comfort I can no more get
By groping round my comfortless, than blind
Eyes in their dark can day or thirst can find
Thirst ’s all-in-all in all a world of wet.
Soul, self; come, poor Jackself, I do advise
You, jaded, let be; call off thoughts awhile
Elsewhere; leave comfort root-room; let joy size
At God knows when to God knows what; whose smile
’s not wrung, see you; unforeseen times rather—as skies
Betweenpie mountains—lights a lovely mile.
Ik heb er dus radicaal voor gekozen mezelf te accepteren, te geloven dat ik geliefd ben door God, zoals ik ben, en dat ik dus ook mezelf mag liefhebben. En daardoor is het voor het eerst mogelijk voor mezelf om mezelf te uiten. Om niet langer voortdurend wantrouwend te zijn. Ik merk bijvoorbeeld dat ik vrijer lach! Ik merk dat er wat meer momenten zijn dat ik ongedwongen ergens van kan genieten (zonder eerst mijn motivaties aan een diepgravend onderzoek te onderwerpen). Ik merk dat ik vrijer ben om gewoon creatief te zijn (zonder te vinden dat het iets moet opleveren of mensen dichter bij de Heer moet brengen), zo ben ik begonnen aan het tekenen van een stripverhaal. Zelfs mijn vrouw merkt aan me dat ik vrijer naar haar toe ben geworden. Het werkt ook door op kantoor, waar ik steeds meer geneigd ben mezelf te uiten, voor mezelf op te komen, en me kritiek niet langer altijd persoonlijk aan te trekken. Het is ook voor het eerst dat ik niet langer geloof dat ik in een persoonlijkheidstest de laagst mogelijke score zou halen voor mijn zelfvertrouwen. Voor het eerst denk ik dat ik op dit punt hoger zou uitkomen. Ik merk ook dat ik minder bescheiden doe over mijn schrijven en dat ik tegen anderen duidelijker durf te vertellen dat ik boeken heb geschreven. Ik verontschuldig me niet langer voor mijn momenten van enthousiasme. Verder heb ik de keuze gemaakt om meer te durven ‘doorslaan’ in mijn interesses. Ik heb lang betoogd dat ik zoveel hobby's heb dat ik niet de kans loop om in een ervan door te slaan. Maar eigenlijk wil ik in elk ervan volledig enthousiast zijn. Ik wil meer aquariums in huis hebben. Ik wil vaak naar de film. Ik wil me verkleden als middeleeuwse ridder en naar fantasyfestivals. Ik wil tekenen, schrijven, dichten met volledig enthousiasme. Kortom, ik durf eindelijk ruimte in te nemen.
En tegelijk merk ik dat het claimen van deze ruimte, en de daarbij horende boosheid over vernederende boodschappen, mijn relaties met anderen niet vertroebelt. Juist omdat ik duidelijk ben over wie ik ben en waar ik boos over ben, kan ik ook in deze relaties meer mezelf zijn. Ik merk dat ik minder snel geraakt wordt op de zere plekken in mijn hart, omdat ik weet dat de ander geen gelijk heeft (ik ben niet iemand met wie niemand geassocieerd wil worden). De woorden glijden sneller langs me heen, en ik blijf rechter overeind staan. Ik laat me niet meer omver blazen, maar durf te zeggen wat ik wil. En daarmee respecteer ik de ander eigenlijk meer: ik sluit mezelf niet hermetisch af, maar geef weerwoord. Ik haat immers niet de ander, ik ben boos op de boodschap die ik heb meegekregen. En die boodschap mag niet meer tegen mij worden uitgesproken. Ook naar de kerk toe ervaar ik deze vrijheid. Vreemd genoeg merk ik dat ik minder antagonistisch ben als mensen over de evangelische kerk praten. Niet de hele kerk is immers verkeerd, maar alleen die boodschap (die wel breed verkondigd wordt). Ik hoef de mensen niet af te wijzen. Ik kan ze recht in de ogen kijken. Ik wil alleen niet met ‘slecht nieuws’ worden opgezadeld. Boodschappen die suggereren dat God niet van mij kan houden zoals ik ben, komen er bij mij niet meer in. Maar daardoor kan ik de mensen uit de kerk dus makkelijker zien als losse personen, en ze behandelen als mensen, als individuen. Ik ben werkelijk vrij!
Ik merk zelfs dat ik beter slaap. Voor het eerst in bijna veertien jaar slaap ik werkelijk ontspannen. Ik merk zelfs dat ik maar een keer per nacht wakker wordt, soms vlak voor mijn wekker toch al zou gaan. Terwijl ik daarvoor eigenlijk voortdurend met slaapproblemen worstelde, en een nacht waarin ik maar twee keer wakker werd als ‘goede nacht’ bestempelde. Nu is dat een uitzondering. Ik ben immers niet meer de hele dag bezig mezelf onder controle te houden en te voldoen aan een acceptabel ideaalbeeld in plaats van mezelf te uiten. Ik kan eindelijk ontspannen. Laatst kon ik zelfs een hele middag niets doen, dan op de bank zitten en schetsen maken van mogelijke nieuwe aquariuminrichtingen. Dat was voor mij een overwinning. Eindelijk kon ik zijn, gewoon zijn, zonder mezelf als slavendrijver achter de broek te zitten.
De vrijheid is verfrissend. Ik merk dat het als het ware leeg is in mijn gedachten, dat er een nare, veroordelende stem tot zwijgen is gebracht. Ik ben bij zulke veranderingen altijd bang dat ze niet blijvend zullen zijn en dat ik weer zal terugvallen in oude patronen. Dat zal misschien voor een deel ook gebeuren. Maar het voelt als een grote grondverschuiving, alsof (zoals ik in een eerder blogbericht schreef) het standbeeld op zijn sokkel is terecht gekomen. Die komt niet makkelijk meer van zijn plaats! Zoals het in Efeze staat, ben ik ‘geworteld en gegrondvest in de liefde’.
Ik ben hoewel hij eigenlijk nog maar pas nieuw is, nu al fan van de Disneyfilm Frozen. In een vorig blogbericht heb ik al eens verteld hoe ik me identificeer met een van de hoofdpersonen, Elsa, die ook jarenlang te horen heeft gekregen dat er iets mis met haar is, en dat ze haar ware natuur verborgen moet houden. En dat doet ze, maar daardoor wordt ze diep ongelukkig. Tot ze in het (oscarwinnende) lied ‘Let it go’ de beperkingen afwerpt. Ze kiest ervoor zichzelf te zijn. Maar ze is er op dat moment nog niet. Ze isoleert zichzelf namelijk, hoog op een berg, ver van andere mensen vandaan, en beschadigt anderen die dichterbij haar willen komen, zelfs haar zus. Ze haalt in haar boosheid uit. Zoals ik eigenlijk ook lang uithaalde naar mensen en naar de kerk. Daarom is de verandering aan het eind van de film nog veel belangrijker, omdat ze dan echt ontdekt dat andere mensen van haar houden, zelfs terwijl ze zichzelf is. En ze leert zichzelf (en anderen) te zien met compassie.
Deze compassie is wat leidt tot werkelijke vrijheid. En daarover zal ik in het volgende blogbericht proberen te schrijven.
Ik moest er hartelijk om lachen. De cartoon liet goed zien wat voor Godsbeeld ik met me meedroeg. Het beeld van een God met ‘anger issues’, die niets anders kan dan boos op zijn op zijn eigen kinderen, de mensen die hij zelf had gemaakt, en ik moest wel heel blij en dankbaar zijn dat hij een manier had gevonden om zich in te houden. Nu moest ik vervolgens onder het mom van dankbaarheid mijn leven lang mijn uiterste best doen om hem niet alsnog boos te maken. Dat is liefde, zeiden we in de kerk waar we opgroeiden. Maar dat is helemaal geen liefde! Verre van dat. Liefde drijft de vrees juist uit, aldus 1 Johannes 4:18. “De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden.”
Een paar weken geleden in de kerk werd tijdens het moment van zalving voor genezing en heelmaking muziek gemaakt door piano en trombone. Ik vroeg ondertussen of God tot me wilde spreken. Ik kreeg echter geen openbaring. In plaats daarvan luisterde ik naar de muziek en ik was onder de indruk, onder andere van de mooie loopjes van de piano, mooie hoge tonen, afgewisselde met de diepe trombone. En ik realiseerde me opeens dat die schoonheid en die lieflijkheid ook iets over God zeiden. Als God zichtbaar werd in de tere schoonheid van de muziek, dan kon hij niet slecht zijn. Dan moest hij goed zijn. Dan moest hij wel liefde zijn. Het kon niet anders. De God die op de deur van mijn hart bonst om me van zijn eigen boosheid te redden, kon niet die schoonheid voortbrengen.
Ik heb in de laatste paar series op mijn blog al veel geschreven over het verschil tussen een transactionele visie op God en onze verlossing (‘voor wat hoort wat’) en een sacramentele visie op God en onze verlossing (Gods onvoorwaardelijke liefde werd zichtbaar in Jezus leven, dood en opstanding - zoals God zichtbaar werd in de muziek). Volgens mij sluiten die twee benaderingen elkaar volledig uit. Of God is liefde, zoals Johannes zegt, of hij is het niet. Maar als God geen liefde is, waarom zouden we dan in hem geloven? Waarom zouden we de eeuwigheid bij hem willen doorbrengen? Als God geen liefde zou zijn, zou de hel een beter alternatief zijn (de hel is immers de afwezigheid van God. En gepijnigd worden terwijl je je persoonlijkheid behoudt, is beter dan eeuwig gehersenspoeld te zijn.) Jezus riep tijdens zijn leven al op tot een radicale keuze voor hem of tegen hem, en zijn volgelingen zijn al even scherp. Paulus bijvoorbeeld heeft in Galaten geen goed woord over voor mensen die een andere boodschap brengen dan die van Gods genade. Zelfs als deze zichzelf christen noemen. Hij windt zich er behoorlijk over op.
Ik ontdekte dat ik eigenlijk veel te snel had gekozen om de kerk waar ik in opgroeide te vergeven, dat ik ze het voordeel van de twijfel wilde bieden, dat ik het probleem meer bij mezelf zocht dan bij de kerk. Ik had mezelf nooit echt toegestaan om mijn boosheid over de kerk te voelen of te uiten. Het zijn christenen, en dus moet je voorzichtig zijn, dat is altijd de boodschap. Ze bedoelen het immers goed, ze geloven ook in God en de bijbel, en zo voorts ... Maar als de leer van de kerk echt slecht is, is het gepast boos te zijn! De woorden die van de kansel werden gesproken hebben me daadwerkelijk beschadigd. Dat moet ik erkennen, en daar moet ik boos over zijn. Daardoor ontdek ik wat de grenzen zijn, en hoe belangrijk deze grenzen voor me zijn. En dus laat ik vervolgens anderen niet meer zo makkelijk over deze grenzen heen komen.
Ik ben er van overtuigd dat God liefde is en dat hij deze liefde heeft laten zien in Jezus. Ik geloof ook heilig dat andere boodschappen geen ‘goed nieuws’ zijn en mijzelf en andere mensen beschadigen. Ik wil daar dan ook geen ruimte mee voor laten. Ik zal me er zelfs over opwinden. Wat slecht is, moet ook slecht genoemd mogen worden. En geen ruimte meer krijgen in mijn eigen leven. De boodschap dat God van mij houdt, zoals ik ben, kan alleen echt effect hebben, als ik hem niet langer betwijfel, als ik hem niet langer op armslengte houdt omdat ik ook de optie open moet laten dat God wel eens boos op mij zou kunnen zijn. Zolang ik ergens nog rekening moet houden met het idee dat God wel eens niet met mij geassocieerd zou willen worden, geloof ik nooit dat ik goed genoeg ben. En ergens voor kiezen, is altijd ook ergens tegen kiezen. Zo radicaal moeten we zijn. Zo radicaal moet ik zijn.
Net zo moet ik zo’n keuze maken in mijn relaties met andere mensen. Ik schreef over een belangrijk persoon in mijn leven die mij de boodschap had meegegeven dat die niet met mij geassocieerd wilde worden. Ik moet over deze boodschap boos worden, dat wil zeggen: ik moet radicaal beseffen dat het niets over mij zegt, dat ik -ook als iemand niet met mij geassocieerd zou willen worden- mag zijn wie ik ben. En dat ik zo’n behandeling niet hoef te accepteren, alleen omdat de mogelijkheid zou bestaan dat deze persoon gelijk heeft. Ik heb radicaal gekozen dat ik niet meer wil dat mensen dit soort dingen over mij zeggen, en dat ik er niet meer naar wil leven. Ze hebben gewoon geen gelijk!
Een opmerking van een oud leidinggevende heeft me hier erg bij geholpen. Ik vertelde haar dat ik op de middelbare school gepest was. Ze reageerde begrijpend. En toen zei ze iets dat diep bij me binnenkwam: ‘Maar ook als je niet gepest was, was je nog steeds anders geweest dan je klasgenoten.’ Ook als ik niet gepest was, was ik mezelf geweest. Waar ik mee moest leren omgaan was dus niet het pesten, maar het feit dat ik Johan ben, en in sommige aspecten verschil van anderen. Ik ben gevoelig, ik ben fantasievol, ik ben creatief en gedreven, en ik gebruik veel woorden. Dat is wat ik mag accepteren.
Het weekeinde hierna was ik op een verjaardag van studievrienden van me. Nu heb ik zolang ik me kan herinneren het diepgewortelde gevoel dat als anderen mij in hun aanwezigheid accepteren, het een daad van liefdadigheid is. Ze zien dat ik kwetsbaar en eenzaam ben, en dus nodigen ze me uit. Ik kon niet werkelijk geloven dat mensen het echt leuk vonden als ik er was, dat ze mij (als Johan) echt waardeerden. Maar op die verjaardag zag ik het voor het eerst: mensen genieten er werkelijk van als ik er ben! Mijn vrienden waren werkelijk in mijn geïnteresseerd, luisterden naar wat ik te vertellen had, en lachten om mijn grappen. Ze verdroegen me niet maar in hun gezelschap, ze waardeerden mij werkelijk als vriend. Dat kwam bijna als een klap bij me binnen. Mensen wilden dus wel met mij geassocieerd worden! Ik had de boodschap van de kerk en mijn omgeving zo geïnternaliseerd dat ik dacht dat die voor de hele wereld gold, maar toen ik die boodschap afwees, was er voor mij de ruimte om te zien dat ik er wel mocht zijn! Dat ik wel werd gewaardeerd, gewoon, als mezelf. Als Johan. Zonder de radicale afwijzing van de boodschap van de kerk en anderen, zonder daar echt boos op te worden, kon ik nooit andere boodschappen waarnemen. De twee boodschappen sluiten elkaar namelijk uit. En ik moest kiezen wie ik zou geloven. “Kies dan heden wie u dienen zult”, houdt de bijbel ons voor. Dat geldt ook op dit gebied! Er is geen tussenweg mogelijk, ook niet om de lieve vrede.
Ik moet denken aan het mooie gedicht van Gerard Manley Hopkins:
My own heart let me have more have pity on; let
Me live to my sad self hereafter kind,
Charitable; not live this tormented mind
With this tormented mind tormenting yet.
I cast for comfort I can no more get
By groping round my comfortless, than blind
Eyes in their dark can day or thirst can find
Thirst ’s all-in-all in all a world of wet.
Soul, self; come, poor Jackself, I do advise
You, jaded, let be; call off thoughts awhile
Elsewhere; leave comfort root-room; let joy size
At God knows when to God knows what; whose smile
’s not wrung, see you; unforeseen times rather—as skies
Betweenpie mountains—lights a lovely mile.
Ik heb er dus radicaal voor gekozen mezelf te accepteren, te geloven dat ik geliefd ben door God, zoals ik ben, en dat ik dus ook mezelf mag liefhebben. En daardoor is het voor het eerst mogelijk voor mezelf om mezelf te uiten. Om niet langer voortdurend wantrouwend te zijn. Ik merk bijvoorbeeld dat ik vrijer lach! Ik merk dat er wat meer momenten zijn dat ik ongedwongen ergens van kan genieten (zonder eerst mijn motivaties aan een diepgravend onderzoek te onderwerpen). Ik merk dat ik vrijer ben om gewoon creatief te zijn (zonder te vinden dat het iets moet opleveren of mensen dichter bij de Heer moet brengen), zo ben ik begonnen aan het tekenen van een stripverhaal. Zelfs mijn vrouw merkt aan me dat ik vrijer naar haar toe ben geworden. Het werkt ook door op kantoor, waar ik steeds meer geneigd ben mezelf te uiten, voor mezelf op te komen, en me kritiek niet langer altijd persoonlijk aan te trekken. Het is ook voor het eerst dat ik niet langer geloof dat ik in een persoonlijkheidstest de laagst mogelijke score zou halen voor mijn zelfvertrouwen. Voor het eerst denk ik dat ik op dit punt hoger zou uitkomen. Ik merk ook dat ik minder bescheiden doe over mijn schrijven en dat ik tegen anderen duidelijker durf te vertellen dat ik boeken heb geschreven. Ik verontschuldig me niet langer voor mijn momenten van enthousiasme. Verder heb ik de keuze gemaakt om meer te durven ‘doorslaan’ in mijn interesses. Ik heb lang betoogd dat ik zoveel hobby's heb dat ik niet de kans loop om in een ervan door te slaan. Maar eigenlijk wil ik in elk ervan volledig enthousiast zijn. Ik wil meer aquariums in huis hebben. Ik wil vaak naar de film. Ik wil me verkleden als middeleeuwse ridder en naar fantasyfestivals. Ik wil tekenen, schrijven, dichten met volledig enthousiasme. Kortom, ik durf eindelijk ruimte in te nemen.
En tegelijk merk ik dat het claimen van deze ruimte, en de daarbij horende boosheid over vernederende boodschappen, mijn relaties met anderen niet vertroebelt. Juist omdat ik duidelijk ben over wie ik ben en waar ik boos over ben, kan ik ook in deze relaties meer mezelf zijn. Ik merk dat ik minder snel geraakt wordt op de zere plekken in mijn hart, omdat ik weet dat de ander geen gelijk heeft (ik ben niet iemand met wie niemand geassocieerd wil worden). De woorden glijden sneller langs me heen, en ik blijf rechter overeind staan. Ik laat me niet meer omver blazen, maar durf te zeggen wat ik wil. En daarmee respecteer ik de ander eigenlijk meer: ik sluit mezelf niet hermetisch af, maar geef weerwoord. Ik haat immers niet de ander, ik ben boos op de boodschap die ik heb meegekregen. En die boodschap mag niet meer tegen mij worden uitgesproken. Ook naar de kerk toe ervaar ik deze vrijheid. Vreemd genoeg merk ik dat ik minder antagonistisch ben als mensen over de evangelische kerk praten. Niet de hele kerk is immers verkeerd, maar alleen die boodschap (die wel breed verkondigd wordt). Ik hoef de mensen niet af te wijzen. Ik kan ze recht in de ogen kijken. Ik wil alleen niet met ‘slecht nieuws’ worden opgezadeld. Boodschappen die suggereren dat God niet van mij kan houden zoals ik ben, komen er bij mij niet meer in. Maar daardoor kan ik de mensen uit de kerk dus makkelijker zien als losse personen, en ze behandelen als mensen, als individuen. Ik ben werkelijk vrij!
Ik merk zelfs dat ik beter slaap. Voor het eerst in bijna veertien jaar slaap ik werkelijk ontspannen. Ik merk zelfs dat ik maar een keer per nacht wakker wordt, soms vlak voor mijn wekker toch al zou gaan. Terwijl ik daarvoor eigenlijk voortdurend met slaapproblemen worstelde, en een nacht waarin ik maar twee keer wakker werd als ‘goede nacht’ bestempelde. Nu is dat een uitzondering. Ik ben immers niet meer de hele dag bezig mezelf onder controle te houden en te voldoen aan een acceptabel ideaalbeeld in plaats van mezelf te uiten. Ik kan eindelijk ontspannen. Laatst kon ik zelfs een hele middag niets doen, dan op de bank zitten en schetsen maken van mogelijke nieuwe aquariuminrichtingen. Dat was voor mij een overwinning. Eindelijk kon ik zijn, gewoon zijn, zonder mezelf als slavendrijver achter de broek te zitten.
De vrijheid is verfrissend. Ik merk dat het als het ware leeg is in mijn gedachten, dat er een nare, veroordelende stem tot zwijgen is gebracht. Ik ben bij zulke veranderingen altijd bang dat ze niet blijvend zullen zijn en dat ik weer zal terugvallen in oude patronen. Dat zal misschien voor een deel ook gebeuren. Maar het voelt als een grote grondverschuiving, alsof (zoals ik in een eerder blogbericht schreef) het standbeeld op zijn sokkel is terecht gekomen. Die komt niet makkelijk meer van zijn plaats! Zoals het in Efeze staat, ben ik ‘geworteld en gegrondvest in de liefde’.
Ik ben hoewel hij eigenlijk nog maar pas nieuw is, nu al fan van de Disneyfilm Frozen. In een vorig blogbericht heb ik al eens verteld hoe ik me identificeer met een van de hoofdpersonen, Elsa, die ook jarenlang te horen heeft gekregen dat er iets mis met haar is, en dat ze haar ware natuur verborgen moet houden. En dat doet ze, maar daardoor wordt ze diep ongelukkig. Tot ze in het (oscarwinnende) lied ‘Let it go’ de beperkingen afwerpt. Ze kiest ervoor zichzelf te zijn. Maar ze is er op dat moment nog niet. Ze isoleert zichzelf namelijk, hoog op een berg, ver van andere mensen vandaan, en beschadigt anderen die dichterbij haar willen komen, zelfs haar zus. Ze haalt in haar boosheid uit. Zoals ik eigenlijk ook lang uithaalde naar mensen en naar de kerk. Daarom is de verandering aan het eind van de film nog veel belangrijker, omdat ze dan echt ontdekt dat andere mensen van haar houden, zelfs terwijl ze zichzelf is. En ze leert zichzelf (en anderen) te zien met compassie.
Deze compassie is wat leidt tot werkelijke vrijheid. En daarover zal ik in het volgende blogbericht proberen te schrijven.