Zijn jullie ook al zo enthousiast over De Krakenvorst? Waarschijnlijk niet zo enthousiast als ik! Nog anderhalve week en het eerste boek wordt gepresenteerd op de wintereditie van Castlefest. Vanaf dat moment is het ook te bestellen via Bol.com en via alle boekwinkels. Wil je er een met mijn handtekening erin? Laat dan een berichtje voor mij achter, dan stuur ik je een gesigneerd exemplaar toe. Om alvast in de stemming te komen, hier een voorproefje ...
De geur van zweet. Opgewonden kreten. Wolken stof, opgeworpen door schuifelende voeten. Een zilverkleurige flits en een klap die tot in zijn schouderbladen doordrong. Gejuich.
Tarid klemde zijn kaken zo hard op elkaar dat ze pijn deden. Evenwicht, hield hij zichzelf voor. Evenwicht houden is het belangrijkst.
Hij stond op de ballen van zijn voeten, zijn knieën licht gebogen, zijn rug net iets gekromd, zodat hij schuilging achter het ronde schild aan zijn arm. Zijn zwaard was een dodelijke verlenging van zijn rechterhand. Zijn vingers knepen zo krachtig in het gevest dat zijn knokkels wit kleurden en geen moment weken zijn ogen van die van Peritar. Hij bewoog voortdurend met hem mee. Deed zijn tegenstander een stap naar achteren, dan deed hij een stap naar voren. Kwam de ander naar voren, hij deinsde terug. Ze draaiden om elkaar in een bijna sierlijke dans. Evenwicht! Evenwicht! En steeds probeerde hij te voorspellen hoe de ander zou aanvallen, zocht hij een gat in de verdediging, een opening om toe te steken.
Nu! Peritar bewoog zich naar rechts. Tarid stapte de andere kant op en haalde uit. De brede kling van zijn zwaard was een streep, zo snel bewoog hij. Zijn tegenstander had zijn aanval echter voorzien. Zijn kromme zwaard kwam sneller naar boven dan Tarid voor mogelijk had gehouden. Staal klapte op staal. Hij sloeg direct weer toe, vastbesloten om van de omstandigheden gebruik te maken. Opnieuw reageerde Peritar alsof hij zijn actie al lang had zien aankomen en weerde zijn aanval af.
Een tegenaanval. Tarid ving de slag op met zijn schild. In een vloeiende beweging liet hij zich op één knie vallen en haalde uit naar Peritars benen. Zijn tegenstander sprong zonder zichtbare inspanning omhoog, zodat het zwaard onder hem door schoot. De omstanders juichten.
Tarid richtte zich op, zijn schild beschermend boven hem. Plotseling verdwenen de geluiden om hem heen. De bewegingen van zijn tegenstander werden trager. Alles in zijn gezichtsveld vervaagde tot grijze contouren, behalve het kromzwaard van Peritar. Hij zag elk krasje, elke oneffenheid op de geslepen kling. Plotseling leek het alsof hij een tweede zwaard zag, een doorzichtige kopie van het eerste, dat een grote boog beschreef. Kalm bracht hij zijn eigen wapen omhoog. Hij zag hoe de twee zwaarden elkaar raakten en hoe in alle richtingen vonken weg schoten.
Het lawaai en geschreeuw keerden terug. Tarid wankelde twee stappen achteruit. Ik wist wat hij wilde doen, realiseerde hij zich, ik kan hem verslaan! Met een triomfantelijke kreet sprong hij naar voren.
Peritars zwaard ving het zijne op. De twee bladen drukten tegen elkaar en hoeveel kracht hij ook zette, hij kon zijn wapen niet meer in beweging brengen. Hij staarde in de dwingende, scheefstaande ogen van zijn tegenstander, glimmende, zwarte stenen in een breed gelaat. Geelbruine huid, zonder enig spoor van zweet. Een dunne, vrij lange snor. Zwarte haren, die in twee vlechten over zijn schouders vielen. Blauwe tatoeages strekten zich van zijn rug uit tot over zijn bovenarmen. Peritar was net iets korter dan hij en vocht bovendien zonder schild of bepantsering. Hij droeg alleen een vilten broek. Zijn snelheid en lenigheid waren echter fenomenaal.
Zonder waarschuwing verdween de druk van Tarids zwaard. Hij deed een stap naar voren. Uit het publiek klonk een geschrokken ‘Oooh!’ Op hetzelfde moment zag ook hij zijn fout in. Zijn evenwicht!
Peritar wervelde om zijn as en sloeg toe. In een reflex keerde Tarid zijn zij naar zijn tegenstander en bracht zijn schild omhoog. Het hout bezweek onder de klap. Wegschietende splinters beten in zijn gezicht en hij voelde een brandende pijn aan zijn schouder.
Tegelijkertijd kwam de voet van zijn tegenstander omhoog en raakte zijn pols. Hij liet zijn zwaard los. Zijn knieën begaven het onder hem. Hij zag nog juist hoe Peritar met zijn vrije hand zijn wapen opving. Toen raakte zijn rug met een dreun de grond.
Hij hapte naar adem. Het leek alsof iemand zijn gewrichten uit hun verbindingen had getrokken. Hij probeerde zijn arm te bewegen. Hij was zwaar, alsof er loden kogels aan zijn pols hingen. Zwarte vlekjes trokken door zijn gezichtsveld. Tarid liet zijn hand terug in het stof vallen. Hij was verslagen.
‘Hier, ik help je overeind.’
Tarid knipperde met zijn ogen en probeerde zijn hoofd op te tillen. Nog steeds voelde het alsof iemand rotsblokken op zijn lichaam en ledematen had gestapeld. Peritar boog zich voorover en stak zijn hand naar hem uit. Aan niets was te merken dat de donkere man een zwaardgevecht achter de rug had. Hij ademde rustig en op zijn borst en armen was geen zweetdruppel te bekennen. Zijn nauwe, zwarte ogen stonden bezorgd. ‘Ik heb je toch niet te hard geslagen?’
Stof kriebelde in Tarids keel. Hij kuchte en duwde zich op zijn ellebogen omhoog. ‘Nee, hoor,’ zei hij schor. ‘Ik vroeg je om je dit keer niet in te houden. Ik dacht dat ik een redelijke kans zou maken. Ik heb de afgelopen maanden hard getraind.’ Een stekende pijn trok door zijn linkerschouder en hij vertrok zijn gezicht. ‘Maar ik heb mijn lesje geleerd. Misschien wil je het de volgende keer weer wat rustiger aan doen.’ Hij kuchte opnieuw.
Peritar liet zich op zijn hurken naast hem zakken. ‘Je bent gewond,’ constateerde hij. ‘Je arm bloedt.’
‘Het is niets …’ begon Tarid.
Zijn vriend wenkte echter al naar een groepje meisjes, die hun gevecht van een afstand hadden gevolgd. Ze praatten op fluistertoon met elkaar en keken af en toe over hun schouder naar hen om. ‘Finatin, kun je een doek en vers water halen? Het moet worden schoongemaakt.’
Een van de meisjes begon te blozen en haastte zich in de richting van het kamp. De anderen stootten elkaar giechelend aan.
Tarid beet op zijn onderlip en richtte zich verder op. Om hem heen strekte de noordelijke hoogvlakte van Narzik zich uit. Het gras had in het felle zonlicht zijn frisgroene kleur al weer verloren. Verspreid over de vlakte lagen honderden schapen te herkauwen, in de gaten gehouden door twee jongens met lange stokken. Een enkele naaldboom, door de wind in kronkelende vormen gedwongen, onderbrak het uitzicht. Naar het zuiden liep het land af tot de rivier Front, onzichtbaar achter de horizon. De heuvels in het noorden gingen schuil onder een donker waas van struikgewas en bossen. Daarachter begon het gebergte Navin. De puntige toppen waren zelfs op een heldere dag als deze gehuld in grijze nevel.
Een paar kinderen in bruine hemden schuifelden dichterbij en keken hem met grote ogen aan. De andere toeschouwers waren bijna allemaal verdwenen. Twee mannen met vilten jassen hadden gewacht tot hij overeind kwam. Nu slenterden ze al pratend terug naar het kamp, met snelle handgebaren hun woorden ondersteunend. Tarid vermoedde dat ze het duel bespraken en met elkaar de gebruikte tactieken doornamen. Hij zou er vast niet goed vanaf komen.
Hij voelde aan zijn schouder. Zijn leren wambuis was gescheurd. De kaarsrechte snee daaronder was nauwelijks dieper dan een schram, maar door de halfgestolde stroompjes bloed leek hij erger dan hij was. De wond deed al bijna geen pijn meer. Tarid rolde om en duwde zich op zijn handen overeind. Een ogenblik voelde hij zich duizelig. Peritar greep hem bij zijn gezonde arm, zodat hij niet kon vallen. Zodra hij zijn evenwicht had teruggevonden, wuifde hij zijn vriend weer weg. ‘Ik voel me prima. Niets aan de hand.’
Peritar leek hem niet te geloven.
‘Echt niet,’ hield Tarid vol. ‘Ik kan wel tegen een stootje.’
Finatin kwam terug, met twee witte doeken over haar schouder en in haar handen een wijde schaal, tot de rand gevuld met water. Ze liep voorzichtig, om maar niets te morsen. Haar zwarte haar hing in twee vlechten tot aan haar middel. Om haar hals droeg ze een ketting van benen kralen. Vlak voor Tarid bleef ze staan. Haar bruine ogen ontweken zijn blik en haar toch al donkere wangen kleurden nog dieper.
Peritar hielp hem zijn wambuis uit te trekken. Finatin maakte een doek nat en depte zorgvuldig de roodbruine vegen op zijn schouder. Tarid wendde zijn gezicht af, zodat ze niet kon zien dat het hem pijn deed. Toen ze klaar was, bleek dat de snee was opgehouden met bloeden. Het was een dunne rode lijn, die waarschijnlijk niet eens een litteken zou achterlaten. Het meisje reikte hem de schone doek aan. Ze had hem bevochtigd en hij voelde koel aan op zijn bezwete huid. Tarid veegde het aangekoekte stof uit zijn gezicht en van zijn armen. Direct voelde hij zich beter. Hij gaf de doek terug en knikte haar toe. ‘Dankjewel, Finatin.’
Ze schuifelde met haar voeten en glimlachte zonder op te kijken. Toen bukte ze, raapte de schaal en de doeken bijeen en haastte zich terug naar het kamp.
Tarid keek haar niet begrijpend na. ‘Zei ik iets verkeerds?’
Het bleef even stil. ‘Laten wij ook teruggaan,’ stelde Peritar uiteindelijk voor, zonder Tarids vraag te beantwoorden. Hij moest echter duidelijk zijn best doen om niet te lachen.
Verder lezen? Dat kan dadelijk in 'De Krakenvorst, boek 1: Keruga'!
De geur van zweet. Opgewonden kreten. Wolken stof, opgeworpen door schuifelende voeten. Een zilverkleurige flits en een klap die tot in zijn schouderbladen doordrong. Gejuich.
Tarid klemde zijn kaken zo hard op elkaar dat ze pijn deden. Evenwicht, hield hij zichzelf voor. Evenwicht houden is het belangrijkst.
Hij stond op de ballen van zijn voeten, zijn knieën licht gebogen, zijn rug net iets gekromd, zodat hij schuilging achter het ronde schild aan zijn arm. Zijn zwaard was een dodelijke verlenging van zijn rechterhand. Zijn vingers knepen zo krachtig in het gevest dat zijn knokkels wit kleurden en geen moment weken zijn ogen van die van Peritar. Hij bewoog voortdurend met hem mee. Deed zijn tegenstander een stap naar achteren, dan deed hij een stap naar voren. Kwam de ander naar voren, hij deinsde terug. Ze draaiden om elkaar in een bijna sierlijke dans. Evenwicht! Evenwicht! En steeds probeerde hij te voorspellen hoe de ander zou aanvallen, zocht hij een gat in de verdediging, een opening om toe te steken.
Nu! Peritar bewoog zich naar rechts. Tarid stapte de andere kant op en haalde uit. De brede kling van zijn zwaard was een streep, zo snel bewoog hij. Zijn tegenstander had zijn aanval echter voorzien. Zijn kromme zwaard kwam sneller naar boven dan Tarid voor mogelijk had gehouden. Staal klapte op staal. Hij sloeg direct weer toe, vastbesloten om van de omstandigheden gebruik te maken. Opnieuw reageerde Peritar alsof hij zijn actie al lang had zien aankomen en weerde zijn aanval af.
Een tegenaanval. Tarid ving de slag op met zijn schild. In een vloeiende beweging liet hij zich op één knie vallen en haalde uit naar Peritars benen. Zijn tegenstander sprong zonder zichtbare inspanning omhoog, zodat het zwaard onder hem door schoot. De omstanders juichten.
Tarid richtte zich op, zijn schild beschermend boven hem. Plotseling verdwenen de geluiden om hem heen. De bewegingen van zijn tegenstander werden trager. Alles in zijn gezichtsveld vervaagde tot grijze contouren, behalve het kromzwaard van Peritar. Hij zag elk krasje, elke oneffenheid op de geslepen kling. Plotseling leek het alsof hij een tweede zwaard zag, een doorzichtige kopie van het eerste, dat een grote boog beschreef. Kalm bracht hij zijn eigen wapen omhoog. Hij zag hoe de twee zwaarden elkaar raakten en hoe in alle richtingen vonken weg schoten.
Het lawaai en geschreeuw keerden terug. Tarid wankelde twee stappen achteruit. Ik wist wat hij wilde doen, realiseerde hij zich, ik kan hem verslaan! Met een triomfantelijke kreet sprong hij naar voren.
Peritars zwaard ving het zijne op. De twee bladen drukten tegen elkaar en hoeveel kracht hij ook zette, hij kon zijn wapen niet meer in beweging brengen. Hij staarde in de dwingende, scheefstaande ogen van zijn tegenstander, glimmende, zwarte stenen in een breed gelaat. Geelbruine huid, zonder enig spoor van zweet. Een dunne, vrij lange snor. Zwarte haren, die in twee vlechten over zijn schouders vielen. Blauwe tatoeages strekten zich van zijn rug uit tot over zijn bovenarmen. Peritar was net iets korter dan hij en vocht bovendien zonder schild of bepantsering. Hij droeg alleen een vilten broek. Zijn snelheid en lenigheid waren echter fenomenaal.
Zonder waarschuwing verdween de druk van Tarids zwaard. Hij deed een stap naar voren. Uit het publiek klonk een geschrokken ‘Oooh!’ Op hetzelfde moment zag ook hij zijn fout in. Zijn evenwicht!
Peritar wervelde om zijn as en sloeg toe. In een reflex keerde Tarid zijn zij naar zijn tegenstander en bracht zijn schild omhoog. Het hout bezweek onder de klap. Wegschietende splinters beten in zijn gezicht en hij voelde een brandende pijn aan zijn schouder.
Tegelijkertijd kwam de voet van zijn tegenstander omhoog en raakte zijn pols. Hij liet zijn zwaard los. Zijn knieën begaven het onder hem. Hij zag nog juist hoe Peritar met zijn vrije hand zijn wapen opving. Toen raakte zijn rug met een dreun de grond.
Hij hapte naar adem. Het leek alsof iemand zijn gewrichten uit hun verbindingen had getrokken. Hij probeerde zijn arm te bewegen. Hij was zwaar, alsof er loden kogels aan zijn pols hingen. Zwarte vlekjes trokken door zijn gezichtsveld. Tarid liet zijn hand terug in het stof vallen. Hij was verslagen.
‘Hier, ik help je overeind.’
Tarid knipperde met zijn ogen en probeerde zijn hoofd op te tillen. Nog steeds voelde het alsof iemand rotsblokken op zijn lichaam en ledematen had gestapeld. Peritar boog zich voorover en stak zijn hand naar hem uit. Aan niets was te merken dat de donkere man een zwaardgevecht achter de rug had. Hij ademde rustig en op zijn borst en armen was geen zweetdruppel te bekennen. Zijn nauwe, zwarte ogen stonden bezorgd. ‘Ik heb je toch niet te hard geslagen?’
Stof kriebelde in Tarids keel. Hij kuchte en duwde zich op zijn ellebogen omhoog. ‘Nee, hoor,’ zei hij schor. ‘Ik vroeg je om je dit keer niet in te houden. Ik dacht dat ik een redelijke kans zou maken. Ik heb de afgelopen maanden hard getraind.’ Een stekende pijn trok door zijn linkerschouder en hij vertrok zijn gezicht. ‘Maar ik heb mijn lesje geleerd. Misschien wil je het de volgende keer weer wat rustiger aan doen.’ Hij kuchte opnieuw.
Peritar liet zich op zijn hurken naast hem zakken. ‘Je bent gewond,’ constateerde hij. ‘Je arm bloedt.’
‘Het is niets …’ begon Tarid.
Zijn vriend wenkte echter al naar een groepje meisjes, die hun gevecht van een afstand hadden gevolgd. Ze praatten op fluistertoon met elkaar en keken af en toe over hun schouder naar hen om. ‘Finatin, kun je een doek en vers water halen? Het moet worden schoongemaakt.’
Een van de meisjes begon te blozen en haastte zich in de richting van het kamp. De anderen stootten elkaar giechelend aan.
Tarid beet op zijn onderlip en richtte zich verder op. Om hem heen strekte de noordelijke hoogvlakte van Narzik zich uit. Het gras had in het felle zonlicht zijn frisgroene kleur al weer verloren. Verspreid over de vlakte lagen honderden schapen te herkauwen, in de gaten gehouden door twee jongens met lange stokken. Een enkele naaldboom, door de wind in kronkelende vormen gedwongen, onderbrak het uitzicht. Naar het zuiden liep het land af tot de rivier Front, onzichtbaar achter de horizon. De heuvels in het noorden gingen schuil onder een donker waas van struikgewas en bossen. Daarachter begon het gebergte Navin. De puntige toppen waren zelfs op een heldere dag als deze gehuld in grijze nevel.
Een paar kinderen in bruine hemden schuifelden dichterbij en keken hem met grote ogen aan. De andere toeschouwers waren bijna allemaal verdwenen. Twee mannen met vilten jassen hadden gewacht tot hij overeind kwam. Nu slenterden ze al pratend terug naar het kamp, met snelle handgebaren hun woorden ondersteunend. Tarid vermoedde dat ze het duel bespraken en met elkaar de gebruikte tactieken doornamen. Hij zou er vast niet goed vanaf komen.
Hij voelde aan zijn schouder. Zijn leren wambuis was gescheurd. De kaarsrechte snee daaronder was nauwelijks dieper dan een schram, maar door de halfgestolde stroompjes bloed leek hij erger dan hij was. De wond deed al bijna geen pijn meer. Tarid rolde om en duwde zich op zijn handen overeind. Een ogenblik voelde hij zich duizelig. Peritar greep hem bij zijn gezonde arm, zodat hij niet kon vallen. Zodra hij zijn evenwicht had teruggevonden, wuifde hij zijn vriend weer weg. ‘Ik voel me prima. Niets aan de hand.’
Peritar leek hem niet te geloven.
‘Echt niet,’ hield Tarid vol. ‘Ik kan wel tegen een stootje.’
Finatin kwam terug, met twee witte doeken over haar schouder en in haar handen een wijde schaal, tot de rand gevuld met water. Ze liep voorzichtig, om maar niets te morsen. Haar zwarte haar hing in twee vlechten tot aan haar middel. Om haar hals droeg ze een ketting van benen kralen. Vlak voor Tarid bleef ze staan. Haar bruine ogen ontweken zijn blik en haar toch al donkere wangen kleurden nog dieper.
Peritar hielp hem zijn wambuis uit te trekken. Finatin maakte een doek nat en depte zorgvuldig de roodbruine vegen op zijn schouder. Tarid wendde zijn gezicht af, zodat ze niet kon zien dat het hem pijn deed. Toen ze klaar was, bleek dat de snee was opgehouden met bloeden. Het was een dunne rode lijn, die waarschijnlijk niet eens een litteken zou achterlaten. Het meisje reikte hem de schone doek aan. Ze had hem bevochtigd en hij voelde koel aan op zijn bezwete huid. Tarid veegde het aangekoekte stof uit zijn gezicht en van zijn armen. Direct voelde hij zich beter. Hij gaf de doek terug en knikte haar toe. ‘Dankjewel, Finatin.’
Ze schuifelde met haar voeten en glimlachte zonder op te kijken. Toen bukte ze, raapte de schaal en de doeken bijeen en haastte zich terug naar het kamp.
Tarid keek haar niet begrijpend na. ‘Zei ik iets verkeerds?’
Het bleef even stil. ‘Laten wij ook teruggaan,’ stelde Peritar uiteindelijk voor, zonder Tarids vraag te beantwoorden. Hij moest echter duidelijk zijn best doen om niet te lachen.
Verder lezen? Dat kan dadelijk in 'De Krakenvorst, boek 1: Keruga'!