Ravijn
Ik lijk wel gek.
Mijn greep is veilig, het touw
houdt mijn gewicht
nog wel. Waarom zou ik
springen? De kloof
gaapt onder mij,
ik zie de bodem niet,
voel alleen de koude
wind. Hoor knekels kraken.
Er is geen net
niets om mij op te vangen.
Geen zekerheid
toch hoorde ik de stem
dichtbij: ‘Laat los
als je wilt leven.’
Niets meer. Ik vroeg bewijs
maar het bleef stil. Het was
te mooi om waar te zijn.
Ik doe het zelf,
trek me op naar vaste grond
maar faal, glijd terug
naar waar ik juist begon.
Het koord doorklieft
mijn vingers. Bloed vloeit.
Ik schreeuw, hoor opnieuw
het zachte woord en val.
Ik moet toch eens sterven.
Ik lijk wel gek.
Mijn greep is veilig, het touw
houdt mijn gewicht
nog wel. Waarom zou ik
springen? De kloof
gaapt onder mij,
ik zie de bodem niet,
voel alleen de koude
wind. Hoor knekels kraken.
Er is geen net
niets om mij op te vangen.
Geen zekerheid
toch hoorde ik de stem
dichtbij: ‘Laat los
als je wilt leven.’
Niets meer. Ik vroeg bewijs
maar het bleef stil. Het was
te mooi om waar te zijn.
Ik doe het zelf,
trek me op naar vaste grond
maar faal, glijd terug
naar waar ik juist begon.
Het koord doorklieft
mijn vingers. Bloed vloeit.
Ik schreeuw, hoor opnieuw
het zachte woord en val.
Ik moet toch eens sterven.