Dinsdagavond reisde ik per trein van Frankfurt naar Utrecht. Hoe dat precies zo kwam, zal ik later nog wel eens op deze blog uit de doeken doen. Laat ik het er nu maar op houden dat een zekere aswolk vanuit IJsland had geleid tot een interessante terugreis. Na een van de vele overstapmomenten bevond ik me uiteindelijk na bijna drie weken weer eens in een Nederlandse trein. En daar lagen nog stapels Spitsen, Persen en Metro's. Geen betere manier om het gevoel te hebben weer in Nederland te zijn, dan het doorbladeren van een Nederlandse krant. Behalve het geijkte nieuws over de vulkaan, verschillende popsterren en dergelijke, las ik in de Pers een stukje op basis van wetenschappelijk onderzoek. Nu is het natuurlijk de vraag of een krantenartikeltje een erg betrouwbare weergave is van de resultaten van wetenschappelijke studies, maar laten we er nu maar even van uitgaan van wel. Het is namelijk de bedoeling dat dit een serieus blogbericht wordt. Het artikeltje ging over de voorkeursbehandeling van mooie mensen (of de benadeling van lelijke mensen). Onderzoek had volgens dit artikel aangetoond dat fysiek minder mooie mensen inderdaad minder succesvolle banen kregen. Minder mooie vrouwen trouwden met minder rijke mannen. Ze werden ook minder snel aangenomen bij bijvoorbeeld horecazaken en winkels. Winkels die bij de selectieprocedure niet letten op het uiterlijk bleken minder goede verkoopcijfers te hebben dan winkels die er wel een punt van maakten alleen knappe dames aan te nemen. En lelijke mannen hadden het helemaal moeilijk zowel wat betreft carriere als wat betreft hun relatiekansen. Volgens de schrijvers zat de menselijke neiging knappe mensen beter te behandelen zo diep in onze genen dat dit wel nooit zou veranderen. Mensen met een minder mooi uiterlijk moeten zich er maar mee verzoenen dat ze in onze maatschappij aan het kortste eind trekken.
Dit soort gegevens zorgen er altijd voor dat ik me ongemakkelijk voel. Of iemand in zijn carriere of in zijn relaties succesvol is, wordt kennelijk bepaald door een factor die (in elk geval gedeeltelijk) buiten zijn eigen controle ligt. Iemand die knap is en dus een knappe of rijke partner aan de haak slaat en eerder op hoge posities wordt aangenomen, heeft daar zelf niet veel voor hoeven doen. Iemand die lelijk is en dus met een minder betaalde baan en een minder aantrekkelijke partner genoegen moet nemen, kon het zelf niet helpen. De toevallige samenstelling van zijn genetische materiaal viel kennelijk voor hem of haar ongunstig uit, en dus moet hij of zij maar leven met de consequenties. De een heeft geluk, de ander pech. Het is niet eerlijk. Ons rechtvaardigheidsgevoel stelt dat alle mensen gelijke kansen zouden moeten hebben. Gelijke behandeling, dat is ons mantra. Geen discriminatie. Maar, suggereert het onderzoek, zelfs al vind ik het niet eerlijk, zelfs al wil ik mensen gelijk behandelen, dan nog zal ikzelf er (net als de hele maatschappij) instinctief toe geneigd blijven fysiek knappe mensen te bevoordelen en bevooroordeeld te zijn tegen fysiek onaantrekkelijke mensen. Door de een zal ik me sneller iets laten aansmeren in een winkel, de ander zal ik eerder negeren als die me iets vraagt op straat. Ik ben zelf deel van het oneerlijke systeem.
We denken bijna instinctief dat we als mensen recht hebben op gelijke kansen als elke andere mens. Elk mens heeft een unieke waarde en zou op een gelijke manier moeten worden behandeld als elk ander mens. Er is niets dat de ene mens uit zichzelf meer recht geeft op geluk en gezondheid en maatschappelijk succes dan anderen, en niets dat een ander automatisch uitsluit van een menswaardig bestaan, vrede en een respectvolle behandeling. We beseffen kennelijk dat de waarde van de mens is gelegen in zijn uniciteit als persoon, als denkend wezen dat zich van zichzelf bewust is en een eigen blik heeft op de wereld. Dit rechtvaardigheidsgevoel wordt door veel mensen gedeeld, door de hele maatschappij in alle geledingen. Niemand is a priori beter dan anderen (we hebben gelukkig geen kastensysteem bij ons, zoals in India, en proberen niet meer te doen aan discriminatie en terecht). Maar dit ideaal van gelijkheid voor God en voor andere mensen blijkt geen werkelijkheid. In de realiteit zijn er dus wel verschillen, ook in onze maatschappij, tussen de kansen voor lelijke en knappe mensen. De werkelijkheid is oneerlijk.
Het is echter niet het enige dat oneerlijk is, realiseerde ik me toen ik even over het artikel had nagedacht. Waarom wordt de een met een erfelijke aandoening of afwijking geboren en de ander niet? Waarom ontwikkelt de een kanker en de ander niet? Waarom leeft de een in India in armoede en is de ander een kind van rijke ouders in het westen? Waarom komt de een ter wereld in een dictatuur als Noord-Korea en de ander in een democratie als de onze? Waarom leeft de een op Haiti en komt om bij een aardbeving en woont de ander op goed geheide huizen in de Hollandse klei? Het is oneerlijk. Daarom vragen mensen bij ziektes, natuurrampen en oorlogen al snel: hoe kan God het toelaten? Hoe kan God het toelaten dat mensen zoveel pech hadden, terwijl ze niets verkeerds hebben gedaan? Hoe kan God het toelaten dat anderen zoveel geluk hebben, terwijl ze niets hebben gedaan om het te verdienen? Waarom ik wel en hij niet? Waarom hij wel en ik niet?
De vraag naar het verschil in succes tussen mooie en lelijke mensen, is dus niet anders dan de vraag naar het lijden. Oftewel: waarom het kwaad goede mensen treft. En dat is een vraag waar een groot deel van de bijbel aan gewijd is (lees het boek Job en een heel aantal van de Psalmen maar na) en veel filosofen hun hoofd over hebben gebroken. Het antwoord kan ik in dit bericht daarom ook niet geven. Maar in het kort: ons instinctieve rechtvaardigheidsgevoel is waardevol. De Anglicaanse theoloog N.T. Wright gebruikt het in Simply Christian als argument om in God te geloven. En hij heeft een punt. Uit onze waarnemingen van de natuur komt het namelijk niet voort, daar heerst het recht van de sterkste, de overleving van degene met de beste genen. Wij vinden dat echter oneerlijk. Ons verlangen naar rechtvaardigheid moet dus voorkomen van iets buiten de natuur. Het is de bijbel die stelt dat elk mens is geschapen naar het beeld van God, volgens de natuur van God. Dat is wat de mens waarde verleent, en daarom heeft ook elk mens even veel waarde als ieder ander.
De realiteit is echter dat we leven in een gevallen schepping. De gebrokenheid die onze wereld kenmerkt heeft ervoor gezorgd dat de wereld onrechtvaardig is geworden. De een heeft voordeel boven de ander. De mens met het ene uiterlijk heeft succes, de mens met het andere uiterlijk is een mislukking. De een krijgt kanker, de ander geneest. De een wordt geboren in Bagdad, de ander in New York. Tijd en toeval treffen allen, suggereert de Prediker. Het is als een vogelnet dat plotseling dichtvalt. De ene vogel wordt gevangen, de ander kan nog even verder vliegen. Onze onvrede over deze oneerlijke situatie sluit aan bij de boodschap van de bijbel, die stelt dat dit inderdaad niet is zoals God het bedoeld heeft. Het is inderdaad niet goed! Ons ongemakkelijke gevoel suggereert dat we onze schepping een moment zien door de bril van God.
De hoop die de bijbel geeft is dat in Gods koninkrijk geen onderscheid meer zal zijn op basis van toevallige factoren. Dan zal voor ieder mens de wil van God realiteit worden, en zal God 'alles en in allen zijn'. Dan zal volgens de profetieen zelfs de gecastreerde weer nageslacht voortbrengen, zullen de lammen dansen en de stommen juichen en zullen de mensen uit de heidense volken delen in dezelfde zegeningen als het volk van God. Deze vernieuwing is al begonnen in deze tijd, door het werk van Jezus. Zijn dood en opstanding gelden voor ieder mens evenveel. Daarom is er in Christus 'geen man of vrouw, geen slaaf of vrije en geen jood of griek' meer: iedereen is even waardevol. God maakt geen onderscheid tussen mooie en minder mooie mensen.
Ons fysieke uiterlijk is maar een omstandigheid. Paulus schrijft in Fillipenzen dat hij heeft geleerd om in alle omstandigheden tevreden te zijn, in overvloed en in gebrek. Hij ontleent zijn waarde namelijk niet aan zijn succes in de wereld, aan zijn maatschappelijk succes of status. Zijn betekenis is niet afhankelijk van zijn gezondheid, zijn relaties of zijn salaris. Zijn tevredenheid is niet gebaseerd op deze factoren die kunnen worden beïnvloed door het toeval. Factoren die kunnen worden beïnvloed door zoiets als uiterlijk (en de historische bronnen suggereren dat Paulus een kleine, niet bijster knappe man geweest moet zijn). Zijn betekenis is alleen en geheel gelegen in de liefde van God voor hem. God houdt van hem in alle omstandigheden. God houdt van mensen die knap zijn en succes hebben, en evenveel van mensen die lelijk zijn en geen succes hebben. God houdt van mensen in het rijke westen en in het arme zuiden. Hij houdt van mensen die gezond zijn en van mensen die ziek zijn. De omstandigheden zeggen niets over het aan- of afwezig zijn van de liefde van God. We weten dat God van ons houdt omdat Jezus is gekomen en aan het kruis die liefde heeft bewezen. Dat is de basis voor ons vertrouwen, in elke omstandigheid. Zieke mensen, gezonde mensen, rijke mensen, arme mensen, lelijke mensen, knappe mensen, voor hen allemaal geldt dat God hen vraagt er eenvoudig voor te kiezen te vertrouwen op de onvoorwaardelijke liefde van God.
En tegelijk blijft het de uitdaging voor ons te anticiperen op het komende koninkrijk van God, waar deze oneerlijke situatie er niet meer zal zijn. In onze relaties, die een afspiegeling zouden moeten vormen van de wereld van de eeuwigheid, zouden we een begin moeten maken met de vernieuwing. Dat wil zeggen dat we als volgelingen van de rechtvaardige God zelf ook werk gaan maken van gerechtigheid. Wetend dat het ooit waar zal zijn voor de hele wereld, proberen we nu al iedereen te zien als waardevol beelddrager van God, en te behandelen op een manier die daarbij hoort. In 2 Korintiers 5:16 zegt Paulus: 'Daarom beoordelen we vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van de wereld.' Waar we kunnen helpen we mensen die in armoede leven of die ziek zijn. En waar we ons bewust zijn dat we mensen negeren of links laten liggen omdat ze niet mooi zijn, kiezen we er bewust voor om wel naar ze te luisteren en respect voor ze te hebben. Zo laten we zien hoe radicaal anders de liefde van God is.