Ik dacht altijd dat ik een makkelijke reiziger was. Ik pas me namelijk snel aan, stel niet te veel eisen aan mijn omgeving, laat mijn gastheren hun gang gaan. Daarom maakte ik me niet te veel zorgen toen ik een paar jaar geleden op reis ging naar India. Dat kon niet zo veel anders zijn dan de westerse landen waar ik eerder geweest was, meende ik. Ik zou verblijven bij Indiase mensen thuis, en met hen meegaan naar kerken en bijbelkringen, in de stad en op het platteland. De ervaring bleek anders dan ik me had voorgesteld - nog afgezien van de typische reizigersproblemen zoals problemen met de spijsvertering. Ook al spraken deze mensen goed Engels, we leken elkaar soms toch niet te begrijpen. Wat betekende bijvoorbeeld die vreemde hoofdbeweging, tussen “ja” en “nee” in? Waarom wilden ze me bij het eten altijd meer opscheppen? Waarom liepen ze zo snel door het museum zonder ergens lang stil te staan? Waarom stelden ze al die vragen over mijn familie en of ik wel of niet getrouwd was? Gelukkig voor mij hadden deze families vaker westerse gasten gehad. Want ik vond hen wat vreemd reageren, maar zij moeten mij helemaal apart hebben gevonden. Ik gedroeg me als een olifant in een porseleinkast. Wist ik veel dat ze altijd alles aan een gast aanbieden en dat die gewoon vasthoudend ‘nee’ moet zeggen? Ik had juist geleerd dat het beleefd was om ‘ja’ te zeggen! Communicatie over de grenzen van de cultuur heen bleek nog niet zo makkelijk.
Het boekje Waarom zijn wij anders? was een feest van herkenning. Eindelijk begreep ik waarom de mensen in India niet zo direct antwoord gaven op vragen: onderlinge relaties zijn voor hen belangrijker dan het individuele gelijk. En ik zag ook in dat ik me niet als zo’n goede gast had gedragen als ik van mezelf had gedacht. Mijn manier van beleefdheid was niet de hunne.
De schrijfster van dit boekje heeft veel ervaring met leven en werken in andere culturen, niet als wetenschapster, maar als ervaringsdeskundige. De onderverdeling die ze maakt is niet gebaseerd op officieel onderzoek, maar op haar eigen waarnemingen. Maar daardoor is ze wel herkenbaar. Ze verdeelt de wereld in ‘warme’ en ‘koude’ culturen. Wij leven in Nederland in een ‘koude’ cultuur, de mensen in India leven in een ‘warme’ cultuur. Wij zijn meer individualistisch, direct, gericht op kennis, waarheid, prestatie, bezit. Zij zijn meer groepsgericht en concentreren zich op het in stand houden van relaties, een gemoedelijke sfeer en de familie. En als die twee culturen bij elkaar komen, botst het.
Waarom zijn wij anders? is gelardeerd met mooi vertelde voorbeelden. Zoals van de immigrante die door haar westerse collega’s meegevraagd werd voor de lunch. Ze zei ‘nee’ en dus lieten ze haar doorwerken om zelf wat te gaan eten. Vervolgens voelde ze zich eenzaam. In haar cultuur was het namelijk gebruikelijk dat je ‘nee’ zei op een uitnodiging, omdat je jezelf niet aan een ander wilt opdringen, en dat je pas meegaat als de ander meermalen aandringt. In het westen gaan we ervan uit dat iemand die ‘ja’ zegt, ‘ja’ bedoelt en iemand die ‘nee’ zegt, ‘nee’.
Het is niet zo dat de ene cultuur beter is dan de andere. Ook onze ‘koude’ cultuur heeft voordelen. In het boekje bestaat het verhaal van een Marokkaan die na jaren terugging naar zijn thuisland, en zich vervolgens ergerde aan het feit dat hij nergens in huis een plekje had voor zichzelf, waar hij rustig kon werken, maar dat er altijd mensen in de buurt waren. Het zijn dus niet alleen de koele kikkers uit het westen die zich moeten aanpassen. Mensen uit beide culturen worden uitgedaagd elkaar beter te leren kennen, de goede aspecten van de ander te gaan waarderen en de eigen aannames en gewoontes eens kritisch onder de loep te houden.
Iedereen kan baat hebben bij dit werkje. Wie naar een andere cultuur op reis gaat doet er goed aan zich voor te bereiden op de verschillende interpretaties en leefwijzes. Maar ook wie in Nederland in contact staat met mensen uit ‘warme’ culturen -collega’s, moeders op het schoolplein, mensen in de kerk- heeft baat bij dit boekje en leert op welke manier hij of zij op een goede manier gastvrij kan zijn. Of in elk geval zich niet hoeft te ergeren aan de andere gebruiken van zijn of haar medemens. Ook al wordt de vraag van de titel nooit echt beantwoord (het boek bevat geen antropologische verklaring van de verschillen tussen de culturen), als handreiking om met anderen om te gaan toch van harte aanbevolen.
Het boekje Waarom zijn wij anders? was een feest van herkenning. Eindelijk begreep ik waarom de mensen in India niet zo direct antwoord gaven op vragen: onderlinge relaties zijn voor hen belangrijker dan het individuele gelijk. En ik zag ook in dat ik me niet als zo’n goede gast had gedragen als ik van mezelf had gedacht. Mijn manier van beleefdheid was niet de hunne.
De schrijfster van dit boekje heeft veel ervaring met leven en werken in andere culturen, niet als wetenschapster, maar als ervaringsdeskundige. De onderverdeling die ze maakt is niet gebaseerd op officieel onderzoek, maar op haar eigen waarnemingen. Maar daardoor is ze wel herkenbaar. Ze verdeelt de wereld in ‘warme’ en ‘koude’ culturen. Wij leven in Nederland in een ‘koude’ cultuur, de mensen in India leven in een ‘warme’ cultuur. Wij zijn meer individualistisch, direct, gericht op kennis, waarheid, prestatie, bezit. Zij zijn meer groepsgericht en concentreren zich op het in stand houden van relaties, een gemoedelijke sfeer en de familie. En als die twee culturen bij elkaar komen, botst het.
Waarom zijn wij anders? is gelardeerd met mooi vertelde voorbeelden. Zoals van de immigrante die door haar westerse collega’s meegevraagd werd voor de lunch. Ze zei ‘nee’ en dus lieten ze haar doorwerken om zelf wat te gaan eten. Vervolgens voelde ze zich eenzaam. In haar cultuur was het namelijk gebruikelijk dat je ‘nee’ zei op een uitnodiging, omdat je jezelf niet aan een ander wilt opdringen, en dat je pas meegaat als de ander meermalen aandringt. In het westen gaan we ervan uit dat iemand die ‘ja’ zegt, ‘ja’ bedoelt en iemand die ‘nee’ zegt, ‘nee’.
Het is niet zo dat de ene cultuur beter is dan de andere. Ook onze ‘koude’ cultuur heeft voordelen. In het boekje bestaat het verhaal van een Marokkaan die na jaren terugging naar zijn thuisland, en zich vervolgens ergerde aan het feit dat hij nergens in huis een plekje had voor zichzelf, waar hij rustig kon werken, maar dat er altijd mensen in de buurt waren. Het zijn dus niet alleen de koele kikkers uit het westen die zich moeten aanpassen. Mensen uit beide culturen worden uitgedaagd elkaar beter te leren kennen, de goede aspecten van de ander te gaan waarderen en de eigen aannames en gewoontes eens kritisch onder de loep te houden.
Iedereen kan baat hebben bij dit werkje. Wie naar een andere cultuur op reis gaat doet er goed aan zich voor te bereiden op de verschillende interpretaties en leefwijzes. Maar ook wie in Nederland in contact staat met mensen uit ‘warme’ culturen -collega’s, moeders op het schoolplein, mensen in de kerk- heeft baat bij dit boekje en leert op welke manier hij of zij op een goede manier gastvrij kan zijn. Of in elk geval zich niet hoeft te ergeren aan de andere gebruiken van zijn of haar medemens. Ook al wordt de vraag van de titel nooit echt beantwoord (het boek bevat geen antropologische verklaring van de verschillen tussen de culturen), als handreiking om met anderen om te gaan toch van harte aanbevolen.