zondag 27 november 2011

Terug naar de basis (14 en slot): Niet zien en toch geloven

Why do my eyes hurt?”, vraagt Neo in The Matrix. Zijn mentor Morpheus buigt zich over hem en zegt met gevoel: “Because you’ve never used them before.” Neo had zijn hele leven lang in een illusie geleefd. Hij had de wereld en de mensen om hem heen niet gezien zoals ze werkelijk waren, had niet hun werkelijke betekenis gekend. Hij had alleen valse weergaven gezien, schijnbeelden, valse betekenissen. De leugens hadden hem afgeschermd voor de waarheid, zodat hij niet in opstand zou komen tegen het systeem, zodat hij niet zou vechten voor zijn eigen vrijheid en die van andere mensen. Het gevolg was dat Neo geestdodend werk deed, waarbij hij werd afgerekend op zijn productie, niet op wie hij was als persoon. Hij verbleef bovendien in een saaie, grijze omgeving, zonder inspiratie. En hij had geen werkelijke relaties, geen vrienden, alleen de rollende cijfers en letters op het internet. Hij kende geen werkelijke liefde. Tot hij door Morpheus en de zijnen uit het systeem wordt verwijderd. Hij leert het ware verhaal kennen, hij ontdekt wat de werkelijke betekenis is, niet alleen van zijn leven, maar ook dat van de andere mensen. Hij heeft nu een taak waar hij vervulling aan ontleent, omdat hij iets doet dat echt waardevol is. Hij vecht voor de schoonheid van individuen en de wereld. Hij leert anderen werkelijk liefhebben, om wie ze zijn. Hij heeft ontdekt dat de wereld, andere mensen en hijzelf een onuitwisbare betekenis hebben. Maar daarvoor heeft hij wel op een nieuwe manier moeten leren kijken.

Dit is wat met ons gebeurt als we afscheid nemen van onze eigen, kleine verhalen, waarin alles draait om onszelf, en elke betekenis alleen aan ons belang wordt afgemeten, en gaan leven in het Verhaal van de Werkelijkheid, het koninkrijk van God. Er vindt een proces plaats van ‘hersymbolisering’ - de wereld van onze verbeelding wordt vernieuwd. 
Ik geloof dat de Joodschristelijke geloofstraditie uniek is in het feit dat deze betekenis toekent aan voorwerpen en mensen buiten het individu. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij oosterse godsdiensten en de daarvan afgeleide ‘new age’-denkbeelden. Volgens die zienswijzen is de wereld van van elkaar gescheiden voorwerpen en individuen een illusie en niet de werkelijkheid. Jouw echte ‘ik’ is niet het ‘ik’ dat zichzelf ziet als onderscheiden van andere mensen, maar een ‘ik’ dat een is met het universum. Het beeld wordt gebruikt van golven op de oceaan. Volgens het oosterse wereldbeeld is het individuele ‘ik’ een golf op die oceaan, een expressie van het echte ‘ik’ - de oceaan. De golf (het ‘ik’) is beperkt en tijdelijk, de oceaan (het ‘al’) is onbeperkt en eeuwig. Deze uiteindelijke werkelijkheid is een eenheid, zonder vorm, puur potentieel, en puur bewustzijn. Maar dit betekent dat relaties tussen mensen ook een illusie zijn en niet werkelijk betekenis hebben, want een relatie bestaat alleen tussen twee (of meer) van elkaar gescheiden personen. En dus is liefde een illusie, want liefde is een relatie.
Een van mijn favoriete auteurs, Greg Boyd, legt uit hoe deze visie verschilt van het Joodschristelijke wereldbeeld: “To christians love and plurality are not pen-ultimate realities: they are ultimate reality! The biblical worldview affirms that the teaching that "God is love" is not only “absolutely correct” but is the most important and correct truth there is (1 John 4:8). In the biblical worldview, God IS an eternal, perfect, loving relationship! As Father, Son and Holy Spirit, God IS eternal, perfect love shared between a plurality of "persons." Not only this, but out of perfect love, God created a world filled with ultimately real individuals with the hope that they'd share in and reflect the joy and ecstasy of his eternal, perfect, and ultimately real love. The goal of life, therefore, is not to dissolve all individuality into oneness but to eternally affirm individuality in loving relationship with all other individuals and with God. The goal is not to realize you are God, but to be eternally related to God with a love that participates in the perfect love that God eternally is.
Als wij door deze bril gaan kijken, krijgen wij zelf een unieke, onvervangbare betekenis: wij zijn -elk van ons- de geliefden van God. En zo mogen wij onszelf ook gaan zien. Maar we gaan niet naast onze schoenen lopen, want tegelijk krijgen de individuen en voorwerpen buiten ons voor ons betekenis. Een betekenis die niet van ons afhankelijk is, die los staat van ons eigen belang, een unieke, onvervangbare betekenis, die hen door God gegeven is, omdat Hij ze heeft gemaakt. Hij vertelt het verhaal over ze, niet wij. En dat betekent dat we kunnen genieten van hun intrinsieke schoonheid en eigenheid. Het betekent dat we echte relaties met ze kunnen aangaan en ze kunnen leren kennen als individuen. Het betekent dat onze inzet en ons werk voor hen echt waardevol is en niet slechts verspilling van tijd en energie. Het betekent dat we ze gaan liefhebben om wie ze zijn, zoals God al zijn unieke schepselen liefheeft.

Als we leven in het Grote Verhaal verandert dus onze blik op de schepping en op onze medemensen. We gaan ze zien als waardevol en betekenisvol, niet om wat ze voor ons betekenen, maar puur en alleen om het feit dat ze bestaan. We gaan van ze houden, zonder ze te willen controleren en manipuleren, omdat we ze zien in het licht van Gods Verhaal. Maar hierdoor stellen we onszelf wel open voor pijn en verdriet. Het is namelijk een feit dat die voorwerpen en die mensen van wie we zo zijn gaan houden, ons zullen verlaten. Tijd en toeval treffen allen, volgens de Prediker (9:11). Dit is een realiteit waar iedereen die een relatie heeft zich van bewust is. Mijn vader heeft het afgelopen decennium zijn beide ouders verloren. En ik weet dat ik ook een keer mijn ouders zal verliezen. Ze zullen de dood niet ontglippen. Ik weet ook dat mijn boeken zullen vergelen, dat mijn harddisk zal verslijten, dat mijn aquariums lek zullen raken, dat bloemen vergaan en dat zelfs mooie landschappen volgend jaar niet meer hetzelfde zullen zijn. De schepping is ten prooi aan zinloosheid, bevindt zich in de slavernij van de vergankelijkheid. ‘De hele schepping zucht en lijdt nog altijd als in barensweeen.’ (Romeinen 8:22). We raken onherroepelijk datgene en diegenen kwijt van wie we zo hielden. Hun onvervangbare betekenis gaat voor altijd verloren.
Dit is de vloek van het menselijke bestaan. De dood maakt de liefde belachelijk. Waarom zou je schoonheid nastreven als die toch verslijt? Waarom zou je investeren in relaties, als je elkaar toch kwijtraakt? Waarom zou je je inzetten voor gerechtigheid en waarheid, als zowel de schurken als hun slachtoffers sterven? “Geen mens ontvlucht het slagveld van de dood. Ben je een rechtvaardige of zondaar, goed en rein of onrein, offer je wel of offer je niet ... alle mensen treft hetzelfde lot.” (Prediker 9:2,3). En zelfs als we houden van minder vergankelijke of sterfelijke zaken - als we kijken naar de sterren, of houden van de bergen, dan nog worden we ervan gescheiden door de dood. We sterven namelijk zelf ooit - ik geloof niet dat het de wetenschap gaat lukken ons het eeuwige leven te geven. En zelfs nog voor we sterven zullen we door het falen van onze zintuigen worden afgesneden van alles wat we liefhadden. Niet voor niets zegt de bijbel dat de dood een vijand is (1 Korintiers 15:26).
Wie werkelijke schepselen en individuen gaat liefhebben, zal dat gaan beseffen. En gaan wanhopen. Als dit het onontkoombare lot is van wat wij liefhebben, is het dan niet makkelijker om niet lief te hebben? Is het dan niet logisch dat ik mezelf op de eerste plek zet, en probeer zoveel mogelijk te genieten, zoveel mogelijk geluk te ervaren in de paar jaren die ik heb? “Laten we eten en drinken, want morgen sterven we!” (1 Korintiers 15:32).  Ja, de dichters zeggen dat het beter is om te hebben liefgehad en verlies te hebben geleden, dan om nooit te hebben liefgehad. Maar als je nooit hebt liefgehad, weet je ook niet wat je mist. En ‘ignorance is bliss’ - zoals Cypher in The Matrix zegt (daar is de rode draad van deze serie weer!). Cynisme is de zelfbescherming die nodig is om niet de pijn van het ultieme verlies te hoeven ervaren.
Gelukkig eindigt het Verhaal van God niet met cynisme, het eindigt niet met de dood. Deze laatste vijand wordt vernietigd. “De dood is opgeslokt en overwonnen. Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?” (1 Korintiers 15:54,55). Het Grote Verhaal belooft de tijd ‘waarin alles zal worden hersteld’ (Handelingen 3:21). Wij zien uit ‘naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.’ (2 Peterus 3:13). Ik heb over deze belofte uit de bijbel al meerdere malen geschreven, onder andere in mijn boek Indrukwekkende Vrijheid. (Als ik even reclame mag maken: meerdere lezers hebben me verteld dat het slothoofdstuk van dit boek ze meer naar Gods toekomst heeft laten verlangen - koop het boek snel, voor het uit de handel is!). Ik heb ook op deze blog uitgelegd hoe uniek de hoop is die dit verhaal ons biedt: Gods belofte dat de dood ons nooit definitief zal scheiden van de mensen en de wereld waar we van houden. Geen enkel afscheid is definitief, geen enkel verval is onomkeerbaar. “Het sterfelijke wordt door het leven verslonden” (2 Korintiers 4:4). De schepping zal ‘zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt’ (Romeinen 8:21). Wie zijn leven ziet in het licht van het Verhaal van God hooft nooit meer bang te zijn dat zijn liefde zinloos is, of dat zijn inspanning tevergeefs is. “We vreesden ernstig voor ons leven”, geeft Paulus toe. “Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die de doden opwekt, die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op Hem hebben we onze hoop gevestigd. Hij zal ons altijd redden” (2 Korintiers 1:9,10).

Maar er moet een reden zijn om aan deze belofte geloof te hechten. Je kunt niet maar gokken dat er ooit een opstanding of herstel zal plaatsvinden. Daarvoor is het te belangrijk. Paulus heeft een solide basis voor zijn overtuiging. Hij baseert zijn geloof op de opstanding van Jezus uit de dood. “Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen.” (1 Korintiers 15:20). Dit is de hoeksteen van het Christelijke geloof. “Als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos ... dan bent u nog een gevangene van uw zonden en worden de Doden die Christus toebehoren niet gered” (v14,17). Hier draait het dus om: de vraag of het verhaal dat Jezus vertelt inderdaad het Verhaal van de Werkelijkheid is, of schoonheid, intimiteit en avontuur werkelijk betekenis hebben, of liefde zin heeft, hangt ervan af of Jezus uit de dood is opgestaan.
De opstanding van Jezus is echter niet wetenschappelijk te bewijzen. Als deze inderdaad plaatsvond, was het een eenmalige gebeurtenis waar geen video-opnames van bestaan, geen foto’s of andere tastbare aanwijzingen. Trouwens, die zouden vervalst kunnen zijn. Wat we hebben zijn de verhalen die zijn opgetekend in de vier evangeliën. Die zijn opgeschreven als ooggetuigenverslagen. De opgetekende details komen overeen met wat bekend is uit andere bronnen, de stijl is vaak zakelijk en niet opgesmukt, en de discipelen (latere leiders uit de kerk) worden niet als heiligen afgeschilderd: het lijken dus betrouwbare documenten. Als je ze zo ziet lijkt er inderdaad iets bijzonders gebeurd te zijn: het graf waar Jezus begraven was, was leeg, en er waren mensen die de gekruisigde na zijn dood hebben gezien en zo van zijn werkelijkheid overtuigd waren dat ze bereid waren daarom te sterven. En de voorgestelde alternatieve verklaringen voor deze historische feiten zijn niet bevredigend. Maar dit bewijst niets. Het vraagstuk van Jezus’ opstanding omvat dus de historie, maar overstijgt deze tegelijk. Op dit gebied kan onze gebruikelijke manier van kennen - de wetenschappelijke kenmethode - ons niet verder helpen. Er zullen geen feiten boven tafel komen die onomstotelijk het wonder zullen aantonen.
Gelukkig is de ratio, het verstand, niet de enige manier om de wereld te bezien. Een andere manier van kennen is de liefde. De Britse theoloog N.T. Wright schrijft in zijn geweldige boek Surprised by Hope: “Love is the deepest mode of knowing, because it is love that, while completely engaging with reality other than itself, affirms and celebrates that other-than-self reality.” Wie mensen is gaan liefhebben als individuen, wie de uniciteit van de schepping is gaan waarderen, weet dat deze mensen en voorwerpen een eigen, onvervangbare betekenis hebben. Die weet dat ze eeuwigheidswaarde hebben. Dat weet hij op een manier die niet wetenschappelijk te omschrijven is, maar die net zo zeker is als de zekerste wetenschappelijke theorie. Zekerder zelfs, want theorieën verdwijnen. Ons kennen schiet tekort, zegt Paulus, maar “de liefde zal nooit vergaan” (1 Korintiers 13:8). En omdat we liefhebben, weten we dat de prachtige mensen met wie we omgaan, en de schitterende wereld waarin we leven, niet voor altijd verloren kunnen gaan, maar dat God ze nieuw leven zal geven. Zoals God zijn zoon van wie hij hield, niet in het graf achterliet, maar hem opwekte uit de dood.
Stefan Paas stelt zich in het boek De Crux de vraag waarom de ene persoon een bepaald argument voor God sterk vindt, maar de ander niet. Zijn antwoord: “Wij WILLEN allemaal graag dat sommige dingen waar zijn en andere niet. Ten diepste worden mensen dus christen omdat ze VERLANGEN dat het waar is. En andersom. De grote Augustinus zei het al: wij zijn niet zozeer denkende wezens, als wel liefhebbende wezens. Dat ik een christen ben, heeft meer te maken met liefde dan met argumenten.” N.T. Wright citeert de filosoof Wittgenstein, die ditzelfde zegt: “It is love that believes the resurrection.” Als we werkelijk liefhebben, weten we plotseling hoe we het lege graf en de verschijningen van Jezus moeten interpreteren. Dan is de verklaring dat Jezus werkelijke leefde de enige die nog overtuigingskracht heeft. Dan krijgen we opeens hoop dat er werkelijk verandering mogelijk is, dat de machthebbers van deze wereld niet het laatste woord hebben en dat de laatsten de eersten zullen zijn. We krijgen opeens het vertrouwen dat God ook ons niet aan de dood zal overgeven, maar dat we zullen leven, ook al sterven we. En we blijven daaraan vasthouden, ondanks alle teleurstellingen in de kerk en andere gelovigen, of in ons eigen falen, of in de wereld om ons heen. Op deze manier, doordat we liefhebben, kunnen we ‘niet zien en toch geloven’ (Johannes 20:29). De christelijke geloofszekerheid is geworteld in de liefde.

Uiteindelijk zien we opnieuw dat het Verhaal zich afspeelt op drie niveaus. Het Grote Verhaal dat Jezus kwam vertellen - het goede nieuws van het Koninkrijk van God - doet ons verlangen naar werkelijke schoonheid, werkelijke intimiteit en werkelijk betekenisvol leven. Het doet ons verlangen naar liefde. Doordat we daarnaar zijn gaan verlangen, zien we het Verhaal van Jezus - de ultieme ‘underdog’ die tot in de dood afdaalt, maar door God wordt gered en nieuw leven krijgt - als de realiteit, als de Waarheid. Jezus IS het Verhaal van God. En daardoor krijgen we hoop en vertrouwen voor het verhaal van ons leven. We accepteren onze zwakheid, en durven zelfs de dood in de ogen te kijken “omdat we geloven en weten dat Hij die de Heer Jezus heeft opgewekt ook ons, net als Jezus, zal opwekken en ons ... naar zich toe zal voeren.” (2 Korintiers 4:14).