donderdag 10 november 2011

Filmbespreking: Sunshine

Ik verzin al verhalen zolang ik me kan herinneren. Toen ik op de basisschool zat, beleefde ik allerhande avonturen terwijl ik de brug overstak. Ik ging helemaal op in de andere wereld. Ik zag die werkelijkheid voor mijn geestesoog. Mijn verbeelding is altijd visueel gebleven. Ideeën komen bij mij boven als beelden, niet als woorden. Ik houd ervan te fotograferen, en iemand merkte laatst op dat mijn foto’s een verhaal lijken te vertellen. En ik heb (zoals lezers van mijn blog wel weten) een grote liefde voor visueel vertelde verhalen, zoals films en stripboeken. En ik houd van de uitgebreide omschrijvingen van nieuwe omgevingen in fantasyverhalen, omdat ik daardoor een gedetailleerd plaatje kan oproepen in mijn gedachten. Wanneer ik zelf een verhaal ga schrijven, zie ik het voor me, als een film. Ik maak vaak tekeningen van voorwerpen en personen uit het verhaal. En nog voor ik een letter op papier heb gezet, stel ik me het verhaal voor als een film. Letterlijk. Ik verzin zelfs de filmposter, en de trailer. Compleet met voice-over van een forse man die net iets te veel sigaren heeft gerookt. Ik denk er over na wie de karakters in mijn verhalen zou moeten spelen. En ik stel me zelfs al voor wat recensenten zouden zeggen van de imaginaire film van mijn nog niet geschreven boek. Mijn verbeelding is niet alleen beeldend, maar ook levendig.
Dit deed ik bijvoorbeeld bij mijn debuut Neptunus (dat tien jaar geleden verscheen dit jaar). Ik kon de filmposter voor me zien: een astronaut die wegdrijft van het pijlvormige ruimteschip, zijn armen er nog wanhopig naar uitgestrekt. En dan op de achtergrond de aquamarijnblauwe gasplaneet. Daarboven de titel in rode letters. En onderaan de dramatische woorden: “Negen astronauten aan de rand van het zonnestelsel ... zullen ze de Aarde ooit terugzien?”. Ik heb er in een van mijn tekenboeken een schets van staan. Ik ging behoorlijk op in mijn dagdroom. De realiteit was echter dat ik natuurlijk nooit een film zou zien op basis van mijn boek - ik maakte me heus geen illusies. Steven Spielberg zou mijn manuscript nooit onder ogen krijgen. Maar je bent geen echte idealist als je jezelf door zulke praktische overwegingen van het dromen laat afhouden.
Zes jaar na de publicatie van Neptunus had ik de fantasie al lang achter me gelaten. Ik had nog niet zo lang mijn huidige baan en schreef in mijn vrije tijd vooral artikelen voor bijbelstudietijdschrift Bode. Maar ik hield natuurlijk nog steeds van films. En zo kwam het dat onverwachts mijn droom toch uitkwam. Ik zag in de bioscoop een film, die een verfilming had kunnen zijn van Neptunus ...

Net als mijn boek gaat Sunshine namelijk over een ruimtereis (het ontwerp van het ruimteschip in de film heeft zelfs een of twee overeenkomsten met dat uit mijn verhaal). Aan boord bevindt zich een kleine groep bemanningsleden, van verschillende nationaliteiten en met verschillende rollen: wetenschappers, technici, een dokter en een psycholoog. En een kalme, vaderlijke kapitein. In beide verhalen gebeurt er iets onverwachts, waardoor de expeditie in gevaar komt. In beide verhalen loopt de spanning hoog op als blijkt dat er geen zuurstof meer genoeg is om de terugreis te kunnen maken. In beide verhalen gaat de kapitein als eerste dood. In beide verhalen moet een uitstapje buiten het schip gemaakt worden om schade te herstellen. In beide verhalen ontstaat het vermoeden dat er wel eens sprake zou kunnen zijn van sabotage. En in beide verhalen speelt God een belangrijke rol. Wie een idee wil hebben welk type film ik in gedachten had  bij het schrijven van mijn boek moet deze film gaan kijken.
Natuurlijk zijn er ook grote verschillen tussen Sunshine en Neptunus. De film is namelijk in dit geval beter dan het boek. Hij ziet er mooier uit, om te beginnen. Beelden van het voorbij vliegende ruimteschip zijn adembenemend, en ik was onder de indruk van de weergave van planeten en andere hemellichamen. Het verhaal is ook spannender, met inventievere actiescènes en een onvoorspelbaar beloop dat je op het puntje van je stoel laat zitten. De karakters vind ik zelf ook adequaat neergezet - hoewel ze (net als die in Neptunus) af en toe wat clichematige trekjes vertonen. Chris Evans (ook uit Captain America) zet een stoere technicus neer, die bereid is tot het uiterste te gaan om de missie te redden. Mark Strong is een psycholoog die zelf gekker lijkt dan zijn collega’s. En Cillian Murphy is een natuurkundige die een beslissing moet maken met grote gevolgen. Op internet klagen sommige recensenten dat de film tegen het einde een ander karakter krijgt en ongeloofwaardig wordt. Maar ik denk dat dit einde heel goed wordt aangekondigd in eerdere scènes en heel belangrijk is voor het verhaal dat deze film wil vertellen. Regisseur Danny Boyle is geen beginneling. Hij weet precies wat hij wil doen met zijn materiaal.
Verder verschilt de film van het boek in de bestemming van de ruimtereis. In mijn verhaal is dat Neptunus, de achtste planeet van ons zonnestelsel, en sinds Pluto is gedegradeerd tot dwergplaneet, direct de verste. De zon is er nog slechts een extreem felle ster, die de omgeving niet langer kan verwarmen. Donker, koud, levenloos - dat zijn de kenmerken van het reisdoel. In deze film gaat de reis daarentegen naar de zon zelf. Die is namelijk donkerder geworden, waardoor de Aarde in een nieuwe ijstijd is beland. De mensheid zal alleen kunnen overleven, als het lukt de zon weer een ‘boost’ te geven. Daartoe zijn alle splijtbare stoffen uit de Aardkorst gemijnd en samengevoegd in een nucleair explosief zo groot als het eiland Manhattan. Het ruimteschip de Icarus 2 (onheilspellende naam natuurlijk, en hierbij moest ik denken aan mijn verhaal Het Wrak) zal deze lading afleveren. Dat is nog niet zo eenvoudig. Hoe dichter bij de zon, hoe feller en heter het zonlicht namelijk is. Alles wat niet door een spiegelend schild beschermd wordt, zal onherroepelijk verbranden. Als het schip de planeet Mercurius passeert, vangt de communicatie-officier een onverwacht signaal op. Het is afkomstig van de Icarus 1. De eerste missie naar de zon, die spoorloos verdwenen zou zijn. Op advies van natuurkundige Kappa wordt de koers aangepast. Als de Icarus 1 weer te besturen zou zijn, zouden hun kansen op succes verdubbelen. De expeditie zou immers een tweede kernlading hebben om de zon te kunnen herstarten. Deze beslissing heeft echter noodlottige gevolgen. Een aaneenschakeling van ongelukken verwoest de zuurstoftuin en de gastanks, en rooft het leven van meerdere bemanningsleden. Het wrak van de Icarus 1 blijkt bovendien niet zo verlaten als het op het eerste gezicht leek te zijn ...

Het belangrijkste verschil tussen Neptunus en Sunshine is op welke manier God in het verhaal voorkomt. Het zal lezers van mijn blog niet verbazen als ik vertel dat mijn boek uitgaat van een christelijke visie op God en de schepping. Dat wil zeggen dat God in mijn verhaal gescheiden is van de schepping. Als de hoofdpersonen daadwerkelijk in een baan rond Neptunus zijn aangekomen merken ze de leegte op en de duisternis. Ze zijn zo ver van de Aarde vandaan, dat ze zich afvragen of God hen hier aan de rand van het zonnestelsel nog wel ziet. ‘De ruimte was een leeg vacuüm en God leek er niet aanwezig te zijn.’ Ze ervaren de afwezigheid van God. Ze ervaren de God die zich heeft teruggetrokken, zodat de schepping een eigen bestaan zou kennen, een eigen identiteit. Ze ervaren de God die heeft gekozen voor zelfbeperking, voor zwakheid. Maar zoals de schepping in het christelijke wereldbeeld een eigen bestaan heeft, heeft God ook een eigen bestaan onafhankelijk van de schepping. Hij is een levend persoon, die vrij is om te handelen, overal in het heelal. Zijn actieve handelen is wat de schepping doet functioneren. En omdat hij een persoon is, is het ook mogelijk hem te kennen. Niet omdat mensen hem kunnen waarnemen in de schepping, maar omdat hij zich openbaart. Hij doet zichzelf kennen. Niet met wonderen en macht, maar in zwakheid, opoffering en liefde. Dit maakt dat hoe vijandig de leegte van het heelal ook lijkt, hoe onpersoonlijk ook, mensen zich toch gekend kunnen voelen, en in hun identiteit bevestigd. Ze ontvangen hun betekenis van God. De boodschap van mijn boek wordt samengevat door de opdracht, Psalm 139:7-10: ‘Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar… Nam ik vleugelen van den dageraad, ging ik wonen aan het uiterste der zee, ook daar zou uw hand mij geleiden, uw rechterhand mij vastgrijpen.’
Een letterlijke verre reis is altijd gebruikt als metafoor voor een spirituele reis. Ze komen ook samen in het idee van een pelgrimstocht. Ook in de film Sunshine krijgt de reis al snel een religieuze lading. Dit ruimteschip is echter niet op weg naar de donkere, koude, stille grens van het zonnestelsel, maar de andere kant op. Naar de zon, waarvan het licht al snel zo fel is dat je maar een paar procent kan zien zonder je ogen te verliezen, en zo heet dat wie niet beschermd is levend verbrand door de straling. En stil is het ook niet: als mensen aan het zonlicht worden blootgesteld klinkt er een luid gebrul. De zon is geen fletse ster, zoals in Neptunus, maar een hemellichaam dat de hemel daadwerkelijk domineert, dat alle aandacht naar zich toetrekt. Niet voor niets dromen alle astronauten nacht op nacht dat ze in de richting van de zon vallen, om dan te verbranden. De psycholoog Searle benoemt in de film het verschil tussen de twee ervaringen: “The point about darkness is, you float in it. You and the darkness are distinct from each other because darkness is an absence of something, it's a vacuum. But total light envelops you. It becomes you.
Aan de zon worden door de ruimtereizigers al snel religieuze betekenissen toegedicht. Het is immers de zon waar volgens deze wetenschappers al het leven op Aarde van afkomstig is. Niet alleen zijn de elementen waaruit wij zijn opgebouwd gevormd in de fusieoven van deze ster, zonder het licht van de zon zouden planten geen energie meer krijgen om te groeien. Zonder de zon zouden we onherroepelijk omkomen. De reis naar de zon wordt zo een reis om het gezicht van God aan te raken (wat in de film ook letterlijk gebeurt, trouwens). Maar de zon is als God zoals Searle aangeeft, geen god die zich verborgen houdt. Hij is niet een god die zich terugtrekt uit de schepping, ervan gescheiden is. Hij vult de schepping tot de rand. Hij IS de schepping. Dit is een God die niets en niemand in zijn nabijheid verdraagt, wiens zachtste spreken dodelijk is, die geen relatie kan aangaan met anderen. Alleen al de aanwezigheid van de zon is genoeg om het gevoel van betekenis van de ruimtereizigers te doen afnemen. Geconfronteerd met de zon komen ze erachter dat ze niks voorstellen, dat ze niets zijn dan stof. En er zijn er die tot de conclusie komen dat ze ook naar die gevolgtrekking moeten handelen. Deze macht in de hemel kun je immers niet tegenspreken. En als de zon minder licht geeft, en het leven op Aarde ten einde komt, is het dan geen heiligschennis om dat te proberen te voorkomen? Wat stelt het leven voor, als het niet kan bestaan in deze gloeiende oven? De mensen die de zon als god gaan zien, besluiten hun eigen geweten te laten varen. Ze willen vanaf nu de wil van de zon uitoefenen. Ze zien zichzelf als slaaf van hun god. En alle andere mensen moeten net als zij zich aan hun god onderwerpen, of anders ten onder gaan. “Mijn god!”, roept de held Capa in een scene verbaasd. “Niet jouw god, MIJN god!”, snauwt een ander hem toe. Deze God duldt geen andersdenkenden naast zich. Iemand die zich ontfermt over een pas uitgelopen plantje, een vleugje groen in een zwarte omgeving, moet dat met de dood bekopen. Uiteindelijk moet deze god het enige zijn dat overblijft.
Dit is wat er gebeurt als mensen geloven in een God die aanwezig is. De godsdienst ontwikkelt zich tot een bloedige kruistocht. Maya’s brengen mensenoffers, zonaanbidders onderwerpen andere volken. En dit gebeurt ook in de christelijke kerk. Als God wordt gezien als iemand die de ‘macht van de rechter hand’ gebruikt, iemand die mensen overtuigt op basis van macht en van tekenen, iemand die geen respect heeft voor de vrijheid van individuen, maar die zelf zonder tegenspraak het lot van alles en iedereen bepaalt, leidt dat er onherroepelijk toe dat zijn volgelingen hetzelfde gaan doen. Van strenge calvinisten, tot enthousiaste charismaten - de zwakken, de andersdenkenden, de kinderen zijn het slachtoffer. Wat trouwens ook geldt voor de ‘nieuwe atheisten’. Als God niet te scheiden is van zijn schepping, is de schepping God. Deze atheisten zijn net zo religieus als de theisten die ze bestrijden en trekken zelf ook ten strijde tegen wie anders is dan zij.
Daarom ben ik blij dat de bijbel een andere God laat zien. Een God die kiest voor de macht van de linker hand. Een God die zich verborgen houdt. Een God als die in 1 Koningen 19:11-13: “Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de HEER uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar de HEER bevond zich niet in die windvlaag. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar de HEER bevond zich niet in die aardbeving. Na de aardbeving was er vuur, maar de HEER bevond zich niet in dat vuur. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries.Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht.” De bijbel laat een God kennen die kwetsbaar durft te zijn. Hij is niet als de zon, maar als de nacht.
En ik durf te stellen dat ook de film Sunshine toch nog iets van die God laat zien - niet in de zon, maar in de hoofdpersoon. De natuurkundige is niet de sterkste man aan boord van het ruimteschip. Maar hij is degene die zich opoffert om anderen te redden. Daarin wordt God zichtbaar.

P.S. dat Neptunus en Sunshine zo op elkaar lijken, is geen toeval. Maar dat betekent niet dat de een door de ander geïnspireerd is. Het betekent alleen dat het twee verhalen zijn in hetzelfde genre. Immers: geen betere basis voor een verhaal dan een paar mensen die met elkaar opgescheept zitten in vijandige omstandigheden, vooral niet als er dan ook nog sprake zou kunnen zijn van sabotage of verraad!