zaterdag 22 oktober 2011

Terug naar de basis (7): Het verhaal van de liefde

De term die Jezus gebruikt voor het Verhaal van de Werkelijkheid is: het koninkrijk van God. Het koninkrijk van God is niet gelijk te stellen met een religieuze groep, een kerk of een natie. Het kan niet door mensen worden toegeëigend met hun gebruikelijke middelen, zoals machtsuitoefening of manipulatie. ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld’, zei Jezus zelf (Johannes 18:36). In het Koninkrijk van God regeert God.
Van deze God suggereren de Bijbelschrijvers dat hij in zijn wezen liefde is - drie personen die elkaar oneindige waarde toekennen - die zich uitstorten naar elkaar toe in een eeuwigdurende dans. Deze dynamische relatie is het begin van alle dingen. Van deze drie-enige God gebeurt wat hij zegt, zijn woord is wet. De Schepping vond plaats omdat hij sprak. “Hij sprak en het was er, hij gebood en het stond er” (Psalm 33:9). Sterker nog: het voortbestaan van de schepping is afhankelijk van het spreken van God, immers: “Hij onderhoudt alle dingen door het woord van zijn kracht.” (Hebreeën 1:3) Het universum bestaat alleen omdat God het voortdurend vertelt.
Let op: de schepping komt niet tot stand omdat God alles bedenkt, het is geen mentaal proces, dat zich alleen in Gods geest afspeelt. Hij spreekt. Hij brengt wat binnen in hem is naar buiten. Waar hij waarde aan hecht, waar God naar verlangt, wordt een concrete werkelijkheid. Wat hij betekenis geeft, bestaat. Gods schepping is daarmee een uiting van zijn liefde. Liefhebben kan namelijk worden gedefinieerd als: aan iets of iemand een onvervangbare waarde toekennen. Wie liefheeft, geeft iets buiten hem of haar betekenis. Je zou dus kunnen zeggen dat liefhebben een scheppende activiteit is. Omgekeerd: wie iets creëert, doet dat uit liefde. Elke kunstenaar kan dit volgens mij beamen. We maken iets - een schilderij, een beeld, en boek - omdat we er passie voor hebben, omdat het iets voor ons betekent, omdat we ervan houden. Elke verfstreep, elke letter, elke beitelslag is een daad van liefde. Net zo maakte God het universum uit gepassioneerde liefde.

De basis onder de Werkelijkheid -het begin ervan en het voortbestaan ervan - is dus Gods scheppende Liefde. Die is niet abstract of algemeen, maar actief en bijzonder: elke ster, elke kiezelsteen, elk atoom bestaat en blijft bestaan alleen omdat God ervan houdt. Zou hij zijn liefde terugtrekken, dan zouden ze ophouden te bestaan. Alles wat is, bestaat dus in een voortdurende relatie met de Schepper. Ook dat wordt geïmpliceerd door het spreken van God: als er iemand spreekt is er immers iets of iemand tot wie gesproken wordt. Als er een verhaal wordt vertelt, is er iemand aan wie het verhaal verteld wordt. Als er betekenis wordt gegeven, is er iets dat betekenis ontvangt. God communiceert voortdurend zijn liefde.
Maar de levenloze materie kan die liefde niet teruggeven, kan Gods spreken niet beantwoorden. Er is geen interactie mogelijk. En dat is wat de liefde verlangt: een ander die uit eigen vrije wil kan reageren op het initiatief van de geliefde. Een ander die schoonheid kan waarderen, die op avonturen wil gaan, die kan liefhebben. Een ander die in staat is om te dansen. Een man die een vrouw liefheeft wil immers niet alleen maar van een afstandje naar haar blijven kijken. Hij wil haar leren kennen, en door haar gekend worden. Wie liefheeft wil geliefd worden. Dat betekent dat de ander geen robot kan zijn, maar in staat moet zijn waarde toe te kennen aan de wereld buiten hem of haar. Hij moet zelf verhalen kunnen vertellen. Hij moet dieren en planten namen kunnen geven. Hij moet zelf dus ook een schepper kunnen zijn. In dat opzicht moet deze ander dus gelijk zijn aan de Schepper zelf. Zijn creatieve beelddrager.
Dat is hoe de bijbel spreekt over de mens. Die was bedoeld om te leven in een innige relatie met de drie-eenheid en met elkaar, om de schepping tot bloei te brengen en haar schoonheid te cultiveren, en om namen te geven aan wat nog onbenoemd was: de hele grote Werkelijkheid van God te ontdekken en in kaart te brengen. Dit alles in de zekerheid van de Waarde en Betekenis die de mens had ontvangen van zijn maker, in de rol die hem in het verhaal was gegeven door de Verteller. Niet als de hoofdpersoon, de held, maar als de geliefde, degene voor wie de held alles overheeft. God heeft het initiatief: “God kiest een mens niet uit op grond van zijn daden, maar omdat hij hem roept.” (Romeinen 9:12). Vanaf het begin zouden wij God, anderen en onszelf liefhebben omdat God ons eerst had liefgehad.

Onze voorouders waren echter niet tevreden om als een planeet om de zon te blijven draaien. Ze wilden zelf het middelpunt zijn. “Instead of recognizing that they were supposed to derive life FROM the center,” schrijft Greg Boyd in Repenting of Religion, “they placed themselves IN the center. They tried to make creation -and God- revolve around them. They attempted to use things and people to derive their worth from, meet their needs and expectations, or improve their lives in some way. And they ‘knew good and evil’ in the process, for they invariably judged things as ‘good’ or ‘evil’ on the basis of how well they played the idolatrous role they assigned them.” Mensen wilden zelf de maatstaf zijn voor goed en kwaad, ze wilden zelf oordelen. Ze wilden in dat opzicht als God zijn.
En daarmee sneden ze zichzelf af van de liefde van God, van werkelijke vrije relaties met andere mensen, en het grote, ruime, betekenisvolle universum. Niet omdat God hen nu wilde straffen of hen voor altijd afwees, maar omdat ze zelf niet meer in staat waren Gods liefde te ontvangen. Hun wereld was namelijk zo klein geworden als zij zelf, daarin was geen ruimte voor iets anders. Opnieuw Boyd: “Without God as our center, we are not a source of life, but a vacuum that sucks life. The world and God revolve around us, and we become a virtual black hole.” Dit is de dood. En wie dood is, kan zichzelf niet meer tot leven brengen. Wie zichzelf naar het middelpunt heeft verplaatst, kan daar niet meer vandaan komen. Als je eenmaal door het zwarte gat wordt aangetrokken, blijf je er in vallen. Dit is het wat het betekent verloren te gaan.

Het Verhaal is echter niet afgelopen. God vertelt het nog steeds, ondanks de kleine, beperkende verhalen die mensen naast Hem over zichzelf en de wereld zijn gaan vertellen. Hoewel Gods schepselen de betekenis die Hij ze had gegeven niet wilden accepteren, bleef God haar onvermoeibaar aanbieden. De waarheid die God ooit heeft uitgesproken, verandert nooit. En uiteindelijk zal Gods verhaal dus opnieuw de realiteit bepalen. Gods wil zal geschieden, op Aarde, zoals in de hemel. Het Koninkrijk van God zal het hele heelal vervullen. Zijn woord zal overal wet zijn. Zijn onderdanen zullen zich schikken naar zijn oordeel over hen. De hemellichamen die hun eigen koers hadden getrokken, zullen hun baan om hun ware middelpunt weer innemen. God zal alles zijn en in allen. De harmonie zal worden hersteld, de dans van de drie-eenheid zal alle dingen opnieuw in zich opnemen. De dood -het gevolg van de zonde- zal er niet meer zijn.
Het thema van Gods verhaal is ook niet veranderd: Liefde. Gods natuur blijft altijd hetzelfde, gisteren en heden en tot in eeuwigheid. En zijn natuur is er een van uitdelen van zichzelf in plaats van nemen van anderen, van dienen in plaats van heersen, van opoffering in plaats van zelfverheffing. Dit is de dynamiek van de drie-eenheid: altijd gericht op de ander, nooit alleen op het eigen belang uit. Dit is de dynamiek van elke gezonde relatie, van de liefde. Dus brengt God zijn koninkrijk niet tot stand door zijn verhaal aan mensen op te dringen. Hij ontneemt ze nooit hun vrijheid, hij neemt hun scheppende vermogen niet van ze af. Hij overtreedt hun grenzen niet, hij maakt niemand slachtoffer. Hij dreigt ook niet en hij koopt niemand om. Hij gebruikt geen geweld om de ander aan zichzelf gelijk te maken. Hij vergeldt geen kwaad met kwaad, maar hij overwint het kwade door het goede (vgl. Romeinen 12:21).

Dat betekent niet dat God het kwade goedpraat, of de dood accepteert. Liefde kan niet blij zijn met de dood en met zinloosheid. God identificeert zich daarentegen tot het diepst mogelijke met ons en met ons kwaad. In plaats van zelf pijn en straf uit te delen, neemt Hij het juist op zich. Hij is in al zijn gevende, scheppende liefde aanwezig, midden in het lijden, in de zinloosheid, in de kleine verhalen van de mensen. En hij neemt de verantwoordelijkheid daarvoor van ons over. Hij neemt deze dingen op in zijn Verhaal, en dat is wat ze uiteindelijk transformeert. De Schepper handelt midden in deze omstandigheden, dat wil zeggen: van binnenuit. Zijn koninkrijk, Zijn verhaal, is verborgen in de wereld, als zaad in de aarde. Het is niet opvallend, van buitenaf zichtbaar. Het lijkt niet op kracht, maar op zwakheid, op overgave.
Maar zoals zaad leven heeft in zichzelf en uiteindelijk opkomt, gaat ook het koninkrijk van God onherroepelijk opbloeien, in welke duisternis het ook gezaaid is. Het schiet op, tussen het onkruid. Het gaat vrucht dragen, midden in de pijn en moeite. Midden in de levens van mensen. En die worden daardoor verlost. Ze krijgen een andere betekenis. Het kleine verhaal, waarin de mens zelf het middelpunt is, heeft niet meer het laatste woord, maar het Verhaal van God. Individuen die nooit liefde gekend hebben, gaan nieuwe relaties aan. De woestijn verandert als vanzelf in een bloeiende tuin. Alles blijkt mede te werken ten goede. Zelfs onze keuzes die zelfzuchtig waren, waarmee we kwaad in de zin hadden. De steken die we lieten vallen, worden door God meegenomen in het patroon van het tapijt. En dat blijkt daardoor nog mooier dan het al was. God is zelfs aanwezig in de dood - die daardoor zijn kracht heeft verloren. Uiteindelijk stroomt zelfs uit dat zwarte gat het leven onstuitbaar naar buiten. 
Op dit moment zijn nog alleen de eerste vruchten van deze vernieuwde schepping zichtbaar. Het gist heeft nog niet het hele deeg doortrokken. Op dit moment lijken de agressieve wereldmachten, de overheersers die hun verhaal aan anderen opleggen, de tirannen van geweld, verval en dood, nog de overhand te hebben. Maar hun macht wordt van binnenuit uitgehold, hun dreigementen zijn loze woorden geworden. Er komt een moment dat ze geen voet meer hebben om op te staan, dat zichtbaar wordt dat ze verslagen zijn. Er komt een moment dat het verhaal hen heeft opgeslokt, dat de dood is verslonden door het leven. De Liefde zal het laatste woord hebben.

Deze verschijning van het Koninkrijk midden in ons leven, nu nog gedeeltelijk, maar ooit volmaakt, is per definitie volledig en alleen Gods verantwoordelijkheid. Hij is de enige die zijn wil kan laten gebeuren. Alleen Hij kan wat gebroken is herstellen, alleen Hij kan wat dood is levend maken. Alleen hij kan wat niet is uit het niets tevoorschijn roepen. Alleen hij kan werkelijk verandering tot stand brengen, want alleen Hij is de schepper. Hij is degene die spreekt. Al het andere kan zijn wil slechts toelaten te werken, kan het leven alleen ontvangen, kan alleen luisteren. Zoals Paulus het zegt in Galaten 3:20: “Er is er maar een die handelt, en God handelt alleen.” Hij is degene die het Verhaal tot zijn conclusie brengt, Hij is het acterende karakter. Hij is de held. “Alles hangt dus af van God en zijn barmhartigheid,” aldus Romeinen 9:23. “Niet van de wil of de inspanning van de mens.”
Dit wil zeggen dat het Koninkrijk van God realiteit zal worden, of wij er nu in geloven of niet. Het is een belofte van God, en onvoorwaardelijk. Er zijn geen voorwaarden of eisen aan verbonden. Het is niet belangrijk of we het juiste weten of het juiste voelen. Gods koninkrijk is niet eens afhankelijk van ons goede gedrag. Of we nu passief zijn, of actief proberen God tegen te werken, of dat we twijfelaars zijn, en maar moeilijk kunnen geloven dat er echt een Groot Verhaal schuilt achter de schijnbare zinloosheid van het leven: God laat zich nergens door tegenhouden.
Het is als in de tweede Matrix-film, The Matrix Reloaded (daar hebben we de rode draad door deze artikelen weer!). De machines die de mensheid in slavernij hebben gebracht staan op het punt het laatste bastion van de vrijheid te ontdekken en te veroveren. De mensen willen een laatste verdediging op poten zetten, een strijd die eigenlijk geen kans heeft om te slagen. Maar volgens generaal Lock moet daar alles voor wijken. De mens moet in elk geval alles doen wat hij kan. Hij botst met Morpheus. Die gelooft dat de oorlog tussen machines en mens op een andere manier beslist zal worden, namelijk door ‘The One’. Dat heeft het orakel geprofeteerd. En ‘The One’ is gevonden: het is Neo. Morpheus vertrouwt erop dat Neo het pleit zal beslechten. Lock bijt hem toe: “Not everyone believes what you believe.” Maar Morpheus antwoordt kalm: “My beliefs do not require them to.” Of er nu veel of weinig mensen geloven dat Neo inderdaad ‘The One’ is, heeft geen invloed op het uitkomen van de profetie. De kans dat hij overwint wordt niet groter als hij meer volgers heeft. En net zoals de overwinning van Neo zou gelden voor de hele mensheid, ook voor generaal Lock, ook voor degenen die niet geloofden dat hij The One was, zo zal het Koninkrijk ook waar worden voor alle mensen, ongeacht of ze het juiste geloofden of het juiste voelden. God heeft de hele wereld lief. Niemand uitgezonderd.

De enige manier waarop je buiten het Grote Verhaal van God kunt blijven, de enige manier om het koninkrijk geen realiteit te zien worden in je leven, is door je er bewust voor af te sluiten. Je moet je ogen ervoor dichtdoen, je vingers in je oren steken en heel hard ‘La, la, la’ roepen. Je zult de Liefde van God alleen niet krijgen, als je weigert haar in ontvangst te nemen. “Israel, dat ernaar streefde door de wet rechtvaardig te worden, heeft dat niet bereikt”, zegt Paulus. “Wat is daarvan de oorzaak? Ze handelden alsof het van hun daden afhing, en niet van geloof (of: vertrouwen JKH).” (Romeinen 9:31,32). Zolang je jezelf blijft vastklampen aan je eigen verhaal, zolang je krampachtig het centrum van de wereld wilt blijven, kan God niet midden in jouw verhaal zijn scheppende woorden spreken. Zolang je zelf de held wilt zijn, zul je je niet door de Held willen laten redden. Robert Farrar Capon zegt het zo in Kingdom, Grace, Judgment: “Unless we are willing to see our death as the one thing necessary to our salvation - unless we can ... die to the grimcrack accounts by which we have justified our lives - we will never be able to enjoy the resurrection, even though it is handed to us on a silver platter.
Wie The Last Battle heeft gelezen, het zevende deel van de Narnia-serie van C.S. Lewis, herinnert zich vast de dwergen nog wel. Die zaten op het gras in het land van Aslan, omgeven door de prachtigste natuur, en onder een heldere hemel. Maar zij bleven stug volhouden dat ze zich in een stal bevonden, tussen stinkende hooibalen, in het donker. Als de Grote Leeuw ze aanraakte, schreven ze het toe aan de wind. Toen anderen hen de heerlijkste gerechten brachten, aten ze het alsof het oude koolbladeren waren. Ze wilden zich namelijk niet laten helpen. Ze wilden zichzelf redden, in plaats van te geloven. Ze weigerden van anderen afhankelijk te zijn. “The Dwarfs are for the Dwarfs!” En zo liepen ze de heerlijkheid van het land van Aslan mis. Om deel te worden van Gods koninkrijk moet je moet bereid zijn van je voetstuk af te komen, de spreekstoel te verlaten, je eigen oordeel te laten varen. Je moet bereid zijn je eigen verhaal op te geven, dat wil zeggen: je moet durven sterven. Alleen zo zul je eeuwig leven.