donderdag 21 april 2011

Komt Hitler in de hemel?

Wie een lezing geeft, probeert vaak zijn toehoorders te overtuigen van zijn eigen standpunt. Maar soms gebeurt het tegenovergestelde, en overtuigt de spreker iemand uit zijn publiek juist van het tegendeel, of geeft het een stevige zet in die richting. Dat gebeurde met mij op een lezing in het najaar van 2008 over de hel. Het was op een avond in de serie ‘Hete Hangijzers’, georganiseerd door mensen uit de kerk die ik bezocht. Ik bezocht de lezingen omdat ik was gevraagd als columnist aan het boekje mee te werken dat eind 2009 zou verschijnen. Deze bewuste avond sprak Bram van de Beek over de hel. Hij verdedigde het klassieke standpunt, namelijk dat de hel een plek is waar mensen die tijdens hun leven niet hebben geloofd in Christus gestraft zouden worden.
Hij ging tijdens de avond in debat met Johan Van Arkel, die een boek had geschreven over de alverzoening,  de leer die stelt dat uiteindelijk ieder mens de keuze voor God zal maken en in de tegenwoordigheid van God zal zijn. Ik kende dat standpunt al een beetje. Tijdens mijn studieperiode ging ik wel eens in discussie met een jaargenoot die een alverzoeningsgemeente bezocht. De gesprekken waren altijd levendig, herinner ik me. Maar zijn betoog over de betekenis van het woord ‘aionisch’ dat vertaald wordt met ‘eeuwig’ maar meer zou duiden op een ‘aeoon’ - een tijdsperiode, vond ik niet zo sterk - omdat hij ervan uitging dat een woord uit het Hebreeuws of het Grieks altijd maar op een enkele manier vertaald zou kunnen worden - omdat dit ‘perfecte’ talen waren, anders dan de huidige. De spreker op de Hete Hangijzer-avond had andere argumenten, met name gebaseerd op passages uit de profetieën die voor bepaalde steden en landen een eeuwige verwoesting voorspellen, waar in andere gedeeltes verlossing voor deze gebieden wordt aangekondigd. Nog steeds niet genoeg om mij over te halen. Dogma’s over de verlossing moeten (mijns inziens) niet worden gebaseerd op ‘zijdelingse’ teksten uit gedeeltes die niet direct over het onderwerp in kwestie gaan. Vooral een zo belangrijke leerstelling moet zijn geworteld in het grote verhaal dat de bijbel vertelt.

Toch werd ik op die avond voor het eerst overgehaald de alverzoeningstheologie serieus te nemen. En dat was vanwege het verhaal van de hoofdspreker. Hij verdedigde het bestaan van de hel namelijk met een beroep op de gerechtigheid. Er is veel onrecht in de wereld - daar is geen discussie over mogelijk. Dat betekent dat er heel veel slachtoffers zijn, mensen die onrecht is aangedaan. Onschuldigen die lijden, kinderen die worden misbruikt, zieken, mismaakten, oorlogsslachtoffers - de lijst is lang. Bij veel van deze mensen is er sprake van een dader, een schuldige. En zelfs als die door de menselijke rechtspraak worden veroordeeld, weegt een gevangenisstraf, een werkstraf of zelfs de doodstraf niet op tegen de pijn die het slachtoffer heeft geleden. (Voor degenen die het slachtoffer waren van natuurrampen, ziekte of andere ongelukken zou de Satan misschien te zien zijn als de dader). Veel daders (denk aan dictators of oorlogsmisdadigers) ontspringen bovendien de dans. Gerechtigheid zou betekenen dat al deze mensen hun ‘verdiende loon’ zullen krijgen. Ze mogen dan misschien door aardse rechters worden vrijgesproken, maar de Hemelse Rechter moeten ze uiteindelijk in de ogen kijken. De eeuwige straf is dan hun deel. En de slachtoffers kunnen rusten in het feit dat er gerechtigheid is geschied. Dit kan mensen helpen om door te leven, ook na tegenslag, en om vol te houden, ook als ze lijden onder verdrukking of onrechtvaardigheid. Zo schrijven de psalmschrijvers vaak over Gods rechtvaardigheid: als ze de voorspoed zien van de goddeloze, verliezen ze bijna hun geloof, tot ze nadenken over hun einde, en zien dat de goddeloze ten onder gaat.
Dit komt overeen met wat ik in de gemeente waar ik opgroeide altijd had gehoord - dat de hel een plaats was van straf, ons toebedeeld een rechtvaardige God. Die mij ook had moeten straffen - omdat ik nu eenmaal ook mensen bewust of onbewust heb pijn gedaan en de eer van God heb bezoedeld - maar omdat ik geloofde in Jezus, die de straf van God in mijn plaats had ondergaan, was ik vrijgepleit en ontkwam ik aan de eeuwige veroordeling. Maar er waren gaten gevallen in dat beeld, en de bewuste avond vormde bij wijze van spreken de genadeslag. Want volgens mij is niet gerechtigheid het hoofdthema van de bijbel, maar liefde. God is volgens de bijbel rechtvaardig, dat is inderdaad een eigenschap van de Almachtige, maar wat hij in zijn diepste wezen IS, is Liefde. En de liefde ontbrak in het genoemde scenario. Ja, het was strikt gezien rechtvaardig. Maar dat zou betekenen dat ook heel veel van de slachtoffers, de verkrachte, verminkte, onderdrukte, gemanipuleerde, gevangen gezette, eeuwig gestraft zullen worden. Volgens menselijke maatstaven zijn ze onschuldig, maar ze zijn natuurlijk niet volmaakt - ook zij hebben anderen onrecht aangedaan, zij het op beperktere schaal. Alle mensen hebben gezondigd, zegt de bijbel, er is niemand onschuldig. En omdat een zonde tegen de oneindige God oneindig ernstig is, verdienen ze oneindige straf. Net als de daders. Als ze niet geloven in Jezus als redder, ondergaan ze in de eeuwigheid een gruwelijk lijden, nog na het helse lijden van hun leven op Aarde. En een moordenaar of dictator die intellectueel instemt met de bijbelse dogma’s over Jezus, wordt niet gestraft, maar is voor eeuwig behouden. Wie dit juridische systeem van schuld en vereffening als onrechtvaardig ziet, krijgt als tegenargument te horen dat het gaat om Gods eigen rechtvaardigheid, die van een ander niveau is dan de onze. Hij is immers volstrekt heilig, en kan geen enkele zonde in zijn aanwezigheid verdragen. Geen discussie mogelijk.

Ik moet van een dergelijk verhaal nu huiveren. Want waar blijft in dit systeem de liefde? In de opoffering van Jezus, zeggen voorstanders ervan. Maar kennelijk niet in God de Vader. God kan in dit systeem kennelijk niet gewoon van mensen houden, Hij kan er niet uit zichzelf voor kiezen mensen te vergeven. Zijn mogelijkheid om lief te hebben wordt ingeperkt door een absolute, keiharde rechtvaardigheid. Maar dat is een veel te beperkt beeld van de Liefde van God, en ook van het werk van Jezus. Als God in zijn eigenschappen rechtvaardig is, is dat altijd een uitingsvorm van wie Hij in zijn diepste wezen IS: liefde. God kan niet anders dan liefdevol met mensen omgaan. En zelfs als hij mensen die kwaad doen grenzen stelt of terechtwijst of uit zijn aanwezigheid verwijdert, is dat daarvan een uiting. Denk aan onze eerste voorouders, die zichzelf op de eerste plaats zetten. God zoekt hen op in de tuin. Hij vraagt naar hen, roept hen. Zij zijn het zelf die zich uit schaamte voor hem verstoppen en een kloof scheppen tussen de bron van liefde en zichzelf. Wie weet wat er was gebeurd als ze hadden toegegeven dat ze verkeerd hadden gedaan, in plaats van een ander de schuld te geven van het gebeurde? Misschien had God ze dan van harte omarmd en ze als vanouds in zijn aanwezigheid geaccepteerd. Maar de mensen bleven in een patroon van beschuldiging en verwijten steken. En dus werden ze de tuin uitgestuurd - niet omdat God hen niet bij zich kon verdragen, maar om hun eigen bestwil - zodat ze niet konden eten van de boom van het leven en voor altijd in hun zelfzuchtige toestand zouden blijven. Het Nieuwe Testament laat zien hoe Jezus steeds weer het gesprek aangaat met de Farizeeën en de schriftgeleerden die niets van Hem moeten hebben, hoe hij weent over Jeruzalem, omdat het zich niet tot hem wil keren, en hoe hij bidt voor de mensen die hem kruisigen: ‘Vader, vergeef het hen, want zij weten niet wat ze doen.’ Als Jezus mensen dreigt met de hel (en dat zijn de religieuze mensen, die zelf het koninkrijk van de hemel niet willen binnengaan en anderen verhinderen er binnen te komen) is dat omdat hij van ze houdt, en ze wil waarschuwen voor het lot dat ze voor zichzelf hebben gekozen. In de gelijkenis van de verloren zoon wordt de jongste broer met open armen verwelkomd, en tegelijk zoekt de Vader de zoon die buiten blijft staan op. Dit is het karakter van God, dit is hoe hij zich opstelt naar mensen toe: hij kiest ervoor ze lief te hebben. Geen enkel mens, geen enkel individu bevindt zich buiten de cirkel van Gods liefde. Slachtoffers niet, maar daders ook niet. Dat is Gods houding naar ons toe.

Maar het kwaad is wel realiteit. Het lijden is werkelijkheid. We missen ons doel -ieder van ons: dader en slachtoffer- en dat is zonde. Gods houding naar ons toe is nooit veranderd - hij blijft van ons houden, zoals de vader in de gelijkenis zijn beide zoons bleef liefhebben. Hij staat met de armen uitgestrekt onze kant op. Wij zelf hebben ons uit zijn liefde verwijderd - de een door te kiezen voor zelfzuchtige verlangens, in een ver land, waar de vader niet was, de ander door mensen af te wijzen en te veroordelen, en zichzelf beter, moreler en rechtvaardiger te vinden. We hebben allemaal herstel nodig, verandering - we moeten allemaal met God verzoend worden, teruggebracht in de liefdevolle omarming van de Vader. En daar kunnen we niet zelf voor zorgen - we zijn wat dat betreft ‘dood’, niet in staat om onszelf te redden.
Dat is wat Jezus’ dood en opstanding hebben bewerkt. Op het kruis identificeerde Jezus zich met al het kwaad uit de hele schepping - het kwaad van de daden en het kwaad van de gevolgen - de zelfzucht van de overtreders en de pijn die anderen door hun overtredingen leden. Alles rustte op zijn schouders - de zonden van de gehele wereld. En Hij nam ze mee in de dood. Hij nam de zonden van de wereld weg. God sprak zijn oordeel er over uit - zijn ‘Nee’. Hierin toonde God zijn rechtvaardigheid. Hierin liet God zien dat hij het lijden, het kwaad, manipulatie en overheersing niet kon verdragen en niet zou verdragen. Al deze dingen verdwenen voor eens en altijd in het verterende vuur van zijn liefde (want het is liefde die al deze dingen niet verdragen kan). En vervolgens liet Jezus zien dat Hij sterker was dan de dood. Terwijl alle zonden en alle daardoor geslagen wonden in het graf achterbleven, kwam Jezus naar buiten. Hij stond op uit de dood. En wij die ‘dood waren in onze overtredingen en misdaden’ werden met Hem geïdentificeerd in zijn Leven. We werden met Jezus opgewekt uit het graf van het kwaad, het graf van het lijden, het graf van de dood in al zijn uitingsvormen. We werden met Hem ingevoerd in het feest van het Koninkrijk van God - in die werkelijkheid waar Gods liefde inderdaad alles is in allen.
En zoals het kruis alle zonde en alle pijn de dood mee innam, zijn alle mensen teruggebracht in het leven. De bijbel zegt herhaaldelijk dat het werk van Jezus was voor allen. Dat wil zeggen: alle mensen zijn met God verzoend. De hele wereld is met God verzoend. Er is dus werkelijk sprake van ‘alverzoening’. Niets en niemand kan eraan ontkomen. Ik las laatst -ik weet niet meer waar- de volgende uitspraak: ‘In de hele wereld leven alleen maar vergeven zondaars. Zelfs de hel bevat alleen vergeven zondaars. Er is niet zoiets als een zondaar die niet vergeven is.’ Het geschenk is aan iedereen gegeven. Het enige dat overblijft voor ons, is zo nederig te worden dit gratis aanbod te accepteren en in de werkelijkheid van Gods liefde te gaan leven. Meer is er niet. Dit is alles. Ieder mens is al gered. En ik hoop dat uiteindelijk alle mensen dat zullen zien.

Vervolgens komt de vraag op, hoe het dan zit met de gerechtigheid waar de spreker op de betreffende avond het over had. Daarvoor gebruik ik het voorbeeld dat hij zelf noemde, en dat ik ook elders ben tegengekomen, namelijk de vraag of Hitler in de hemel zou kunnen zijn. Dat is namelijk de consequentie van een leer als de alverzoening. Hierbij spelen direct diverse emoties op. Ons rechtvaardigheidsgevoel protesteert. Want hoe kan iemand als Hitler in de hemel zijn? Iemand die zo slecht is als hij? Op welke manier zou er dan sprake zijn van rechtvaardigheid? Hoe zou een jood in de eeuwigheid met Hitler samen kunnen leven?
Hier zijn verschillende opmerkingen bij te maken. De eerste is dat mensen een gradatie aanbrengen in de mate waarin iemand slecht is. We meten mensen naar onze eigen maatstaf, en we beschouwen onszelf daarbij graag als ‘goed’. Of als in elk geval ‘goed genoeg’. Maar vergeleken met de volmaakte liefde van God schieten we allemaal tekort. We zijn allemaal gebroken van binnen. En ik ben ervan overtuigd dat we, gegeven de juiste (dat wil zeggen de totaal verkeerde) omstandigheden, allemaal in staat zijn tot gruweldaden. Kijk wat er gebeurde in Joegoslavië, in Rwanda, in Nederland tijdens de hongerwinter - niemand kan van zichzelf zeggen dat hij niet zelfzuchtige keuzes zou maken, de makkelijke weg zou gaan, zou kiezen voor eigen gewin boven de ander. Hitler was geen monster, heb ik eerder al betoogd, maar een mens als wij. En dat moet ons een ongemakkelijk gevoel geven. Het zal duidelijk zijn dat Hitler de hemel niet verdiend heeft. Maar als Hitler niet behouden kan worden, dan wij ook niet. We kunnen nergens recht op laten gelden. Andersom: als wij vergeven zondaars zijn, dan Hitler ook. Bij God is geen aanzien des persoons.
Ten tweede hebben we het dogma van de hel niet nodig om te geloven in rechtvaardigheid: het kruis is bewijs genoeg dat God rechtvaardig is. Al het oordeel heeft daar al plaatsgevonden. Voor al het kwaad dat iemand ooit is aangedaan, is daar geboet. Met elke pijn, elke smet, elk verdriet heeft Jezus zich geïdentificeerd. Niemand hoeft nog voldoening van iemand te eisen, niemand hoeft meer een ander zijn verdiende loon te zien krijgen. Al het loon van elke zonde (de dood) is door God zelf op zich genomen, zelfs dat wat Hitler verdiend had. De Joden in het koninkrijk van God zullen Hitler dus kunnen omarmen, omdat zijn schuld aan hen al is betaald. En zoals de tweede spreker opmerkte op de Hete Hangijzers-avond: als Hitler in de hemel is, is dat omdat hij zijn eigen kwaad heeft erkend en Gods liefde heeft geaccepteerd. Dat betekent dat hij elk van zijn slachtoffers zal opzoeken en om vergeving zal vragen - misschien is dat in zichzelf al boetedoening genoeg. Maar van Gods kant is er geen sprake meer van straf, voor niemand meer, nooit meer. En dus is er ook geen hel, behalve als mensen daar zelf voor kiezen.
Ten derde hebben christenen die niet accepteren dat Hitler in de hemel zou kunnen zijn, een te beperkt beeld van de liefde van God. In hun visie moet uiteindelijk Gods heiligheid overwinnen, of Gods rechtvaardigheid, of Gods oordeel. Maar ik geloof dat Jezus in zijn voorbeelden en gelijkenissen duidelijk liet zien dat Gods liefde het laatste woord zou hebben. Liefde die zich niet onderwerpt aan onze menselijke begrenzingen en eisen. Liefde die dingen doet die ingaan tegen ons gevoel van eerlijkheid en rechtvaardigheid. Liefde die de grootste zondaar omarmt en welkom heet, en die de religieuze goedzak aanstoot geeft. De reikwijdte van Gods liefde gaat ons voorstellingsvermogen te boven! Er was in het begin van dit jaar nogal wat ophef over een boek van de Amerikaanse schrijver Rob Bell, nog voordat het boek ook maar was uitgekomen. En een deel ervan werd veroorzaakt door de suggestieve titel. Maar die ophef illustreert precies dit punt, want ik geloof dat eigenlijk alle christenen achter deze titel zouden moeten staan. Anders is hun beeld van Gods liefde veel te klein, en aanbidden ze misschien andere goden naar hun eigen gelijkenis. Het boek heette: Love Wins.

P.S. Ik weet niet of we Hitler in de eeuwigheid zullen ontmoeten. Ik geloof namelijk dat God de mens keuzevrijheid heeft gegeven, namelijk om voor of tegen Hem te kiezen. En Gods liefde is zo groot dat hij de menselijke wil niet zal overweldigen. Het is misschien mogelijk dat mensen zo’n weerstand hebben tegen onvoorwaardelijke liefde, of zichzelf zo belangrijk vinden, dat ze het aanbod van God voor altijd zullen weigeren. Zulke mensen hebben, zoals C.S. Lewis dat zegt, de deur van de hel van binnen gesloten. Ze hebben zichzelf buiten Gods koninkrijk geplaatst. Aan de andere kant hoop ik dat dit weinig mensen zullen zijn, of geen. De deur van het koninkrijk staat namelijk wijd open. Iedereen is welkom. God heeft alle mensen lief, zonder voorwaarden.