woensdag 23 maart 2011

Boekbespreking: Voices

Ik ben een fantasyliefhebber - ik maak er geen geheim van. Ik ben natuurlijk lyrisch over Tolkien en Lewis, over wie ik op deze blog meermalen heb geschreven. Maar ik heb tal van schrijvers ontdekt die in hun navolging nieuwe werelden verzinnen, spannende queestes beschrijven, betoverende taferelen oproepen en sympathieke karakters weergeven. Schrijvers als William Horwood met zijn epische dierenverhalen, Stephen Lawhead met zijn versmelting van keltisch christendom en oude historie, David Gemmell met zijn heldhaftige strijders, Stephen Donaldson met zijn heftige emoties en bijzondere hoofdpersoon, Guy Gavriel Kay met zijn levensechte situaties en mooie beschrijvingen, Steven Erikson met zijn diep gelaagde wereld en gruwelijke oorlogen, Robin Hobb met haar unieke draken en invoelbare personages, en niet te vergeten Joanne Rowling met haar sympathieke tovenaarsleerling. (Van David Eddings, Terry Brooks, Raymond Feist en Robert Jordan ben ik echter niet zo gecharmeerd.) Ik ben niet bang voor de omvang van hun boeken, en investeer graag de tijd om een serie van drie, vijf of tien boeken te lezen, en soms opnieuw te lezen. Zelf hoop ik ook nog altijd een keer een fantasyboek te schrijven (je moet iets te dromen houden). Ik vind het jammer dat er zoveel vooroordelen heersen ten aanzien van de fantasyliteratuur. Alsof verhalen die werkelijk wat te zeggen hebben, zich moeten afspelen in onze eigen werkelijkheid. Het tot leven roepen van een nieuwe wereld, met eigen regels en eigen schoonheid, en karakters die deze wereld bevolken, als uit het niets, is volgens mij ‘kunstiger’ dan het zoveelste semi-autobiografische boek over een schrijver met een midlife crisis. Elk verhaal is ten slotte minstens gedeeltelijk verzonnen. Dat geldt zelfs voor verhalen die gebaseerd zijn op werkelijke personen of gebeurtenissen. Als iemand een verhaal vertelt of opschrijft vindt er altijd subcreatie plaats. De wereld in het verhaal is altijd tot leven geroepen door de verteller of de schrijver, of die nu lijkt op de wereld waar wij in leven, of er totaal van verschilt. De al dan niet fantasievolle setting van een verhaal kan daarom niet worden gebruikt als argument tegen de kunstigheid ervan. En ja, veel fantasyverhalen hebben uiteindelijk een ‘happy end’ - maar dat is mijns inziens geen argument om ze maar als lectuur af te doen. Alsof iets dat mooi is niet meer tot de kunst kan worden gerekend! Een slechte afloop kan net zo goed cliché zijn. Waar het om gaat is hoe dat einde bereikt wordt, en wat het de karakters kost. Veel van de schrijvers die ik hierboven noemde zou ik zelf zien als literatoren, en niemand zou zich moeten hoeven schamen voor het lezen van hun boeken.

Maar hoewel ik de fantasy te vuur en te zwaard zal verdedigen, zie ik ook wel negatieve kanten aan het genre. Als ik bijvoorbeeld in de American Book Centre voor de kasten met science fiction en fantasy sta, en door de boeken blader of de achterflapteksten lees, is er weinig dat zich onderscheidt. Ik ontdek graag nieuwe auteurs, en nieuwe werelden om mezelf in onder te dompelen, maar keer op keer lees ik over vredige rijken die worden bedreigd door boze tovenaars of oude goden, en een select gezelschap van schijnbaar nederige types, op wie het lot van de wereld en het universum rust. Of juist over grimmige veldslagen en cynische generaals en oorlogen zonder goede partijen. Slechts weinig springt er voor mij echt uit. Ik wordt er soms zelfs een beetje moe van. De fantasyschrijver heeft het grootste pallet tot zijn beschikking dat er bestaat, oneindige mogelijkheden, en toch valt hij terug op een beperkte selectie mogelijkheden (briljant geparodieerd door Dianna Wynn Jones in haar ABC of Fantasyland!). Als ik dan realiseer dat ik drie of meer boeken van 900 pagina’s moet lezen om het hele verhaal te lezen, begin ik er maar liever niet aan. Ik vraag me zelfs wel eens af of de criticasters van het genre stiekem geen gelijk hebben. Maar dan lees ik weer een boek van bijvoorbeeld Ursula Le Guin, en herinner ik me weer wat ik zo mooi vind aan fantasy en verbaas ik me er weer over hoe een echt goede kunstenaar de uitgangsmaterialen van het genre kan herordenen en iets totaal nieuws kan scheppen. Dat deed Le Guin voordat fantasy als genre in de jaren tachtig populair werd al in de Aardzee-boeken, in mijn opinie Literatuur met een grote ‘L’. Je doet jezelf tekort als je deze boeken niet hebt gelezen, ongeacht of je fantasyliefhebber bent of niet.
LeGuins boeken zijn in naam ‘Young Adult’-novels - maar alleen omdat de hoofdpersonen vaak tieners zijn die worstelen met het ontdekken van hun eigen identiteit, en omdat er weinig expliciet geweld of seks in de verhalen voorkomt. Haar schrijfstijl lijkt ook op het eerste gezicht eenvoudig. Maar schijn bedriegt. Deze boeken zijn niet aan een leeftijdscategorie verbonden, de thema’s die ze aansnijdt zijn universeel, en ze suggereert heel wat zonder het expliciet te beschrijven. Ten slotte hanteert ze haar woorden als scherpe wapens, effectief. Ze weet precies het juiste op te roepen. Ze is een ware kunstenaar. Deze boeken zijn er om te lezen en te herlezen. Dat geldt ook voor Voices.

Zeventien jaar voor het begin van het verhaal werd de zonnige handelsstad Ansul ingenomen door de Alds, een volk uit de woestijn, gedreven door een religieuze queeste, namelijk de vernietiging van het geschreven woord. Ze plunderden de stad, verkrachtten vrouwen, vernietigden de universiteit en de bibliotheek. Ze onderdrukten de verering van de goden van Ansul en wierpen alle boeken die ze konden vinden in zee. En ze martelden de Waylord, een nobele die verantwoordelijk was voor de handel met buurtsteden. Nu zijn de inwoners van Ansul arm, bang en moedeloos. De Waylord, Sulter Galva, heeft zich kreupel teruggetrokken in zijn huis Galvamand. Hij heeft zich ontfermd over Memer, de dochter van iemand uit zijn huishouding, die bij de inname van Ansul door een Ald was verkracht. Memer blijkt een bijzondere gave te hebben: ze was in staat de door magie beschermde deur te openen van de geheime bibliotheek, de plek waar de laatste boeken van Ansul veilig worden bewaard. Sulter heeft haar leren lezen, maar heeft haar niet verteld welk geheim er schuilt aan het donkere uiteinde van de ondergrondse ruimte. Op een dag verschijnt in Ansul de dichter en zanger Orrec uit de verre Bovenlanden in het Noorden, met zijn vrouw Gry en hun tamme leeuw. Hij is gekomen op uitnodiging van de leider van de Alds, maar verblijft in het huis van de Waylord. Zijn voordrachten leiden tot het herstel van de trots van de inwoners van Ansul, en het eerste verzet tegen de vijandige overheersing. Maar als er iets is wat Orrec verafschuwt, is het als zijn woorden leiden tot geweld. Is er een mogelijkheid om Ansul te bevrijden zonder een bloedbad te veroorzaken? Dat kan alleen als Memer haar haat tegen de Alds opzijzet en haar eigen gave omarmt. Een gave die alles te maken heeft met de verborgen bibliotheek van Galvamand.

Dit boek is een vervolg op Gifts, maar is ook prima te lezen zonder het eerste deel te kennen. Wel voegt Le Guin interessante informatie toe aan haar beschrijving van haar wereld, zoals de oorsprong van de bevolking. Bovendien blijken de gaven uit het eerste deel niet beperkt tot de Bovenlanden. Opnieuw is er de suggestie dat de ‘magische’ krachten van de hoofdpersonen worden overgeërfd. Maar nu is er ook de suggestie van een geestelijke aanwezigheid, die spreekt door het orakel. Wat deze macht is, wordt niet verhelderd. En in het plot speelt de magie maar een beperkte rol. Wat uiteindelijk leidt tot de overwinning is het karakter van de Waylord, Orrec, Memer en de leider van de Gands. ‘Vrede zit in jullie botten’, zegt Gry van de inwoners van Ansul, als ze actief maatregelen nemen om ontaarding van het geweld te voorkomen. (Ik vond het ook ontroerend dat Memer, hoewel ze half-Ald is, de nakomeling uit een verkrachting, nooit om die reden wordt gediscrimineerd of uitgescholden.) De Waylord (een prachtig, teer karakter) blijft, ondanks de martelingen die hij heeft ondergaan, tegenstander van een gewelddadige revolutie. En ook de leider van de Gands luistert liever naar zijn vrouw van Ansul-afkomst dan naar de ophitsende priesters. De daden van de extremisten aan allebei de zijden dreigen het evenwicht herhaaldelijk in te laten storten, en steeds blijkt dat het kiezen voor vrede niet iets passiefs is, maar een actief besluit. Het vraagt ook opoffering: de ‘bad guy’ eindigt niet op de brandstapel, maar blijft in leven. Het boek eindigt ook niet in een epische strijd om de stad, maar in een politiek verdrag. Afzien van wraak is dus kostbaar. Maar misschien is het behoud van leven, welk leven dan ook, veel waardevoller. Dat is in elk geval wat de hoofdpersonen van het boek lijken te geloven.

Wat de geweldloze bevrijding van Ansul mogelijk maakt, is de gave van Orrec. Nu was het punt van het eerste boek juist dat hij geen magische gave heeft. Die heeft hij ook niet. Zijn gave is het schrijven en declameren van verhalen en gedichten. En verhalen en gedichten blijken iets belangrijks te communiceren. Het is dan ook niet toevallig dat de Waylord en zijn gave veel met het lezen te maken hebben en dat de leider van de Alds iemand is die met zijn hele hart houdt van poëzie. En ook niet dat zijn zoon, degene die de Waylord ooit heeft gemarteld, alleen geeft om zijn eigen carrière en niet om kunst of poëzie. De Alds vinden het opschrijven van woorden iets duivels. Ze vernietigen dan ook alle boeken in de door hen veroverde streken, en de mensen die boeken lezen. Dit is trouwens een algemeen toegepast middel om mensen te onderdrukken, door ze hun boeken te ontnemen. Lees bijvoorbeeld Fahrenheit 451 van Ray Bradbury, of denk aan de boekverbrandingen in het Derde Rijk. Door het lezen van boeken kom je namelijk i aanraking met gedachten anders dan die van jezelf of je gelijken. Boeken brengen nieuwe ideeën bij je binnen, verrijken je verbeeldingswereld, en geven inhoud aan theoretische concepten. Kunst, poëzie, literatuur vult het hart, en geeft daardoor richting aan het handelen en spreken, immers: waar het hart vol van is, daar stroomt de mond van over. De Alds zelf missen de boeken, en hebben daardoor een beperkt wereldbeeld, een beeldenwereld die erg zwart wit is. Omdat ze alleen hun eigen woorden kennen, beschouwen ze wat anders is dan zijzelf als vijandig, en demonisch.Tegelijk is hun waarheid, hun God, niet iets levends, een realiteit, maar een concept, een ritueel of traditie. De leegte van de beeldenwereld, de inhoudsloze dogmatiek, leidt tot keuzes die worden ingegeven door het verlangen naar macht, naar zelfverheffing, naar het eigen gelijk. Tegelijk is het volk van Ansul kreupel gemaakt doordat hun boeken - de vastgelegde verhalen en verbeelding - hen zijn afgenomen. Ze missen concepten van heldendom, van vrijheid, van opoffering, van vechten voor de goede zaak. Ze kennen alleen de realiteit van overheersing en slavernij. Hun hart is met opzet leeg gemaakt. Een stroom van levend water (let op het beeld van de bron van het orakel in dit verhaal) is drooggelegd. En dit leidt deels tot hopeloosheid, tot acceptatie van de status quo, want hoe kun je hopen op een betere wereld als je geen beelden hebt van hoe die wereld er uitziet. En deels leidt dit tot gewelddadig verzet: de onderdrukte verandert in de onderdrukker, vergoedt kwaad met kwaad, en eindigt zelf als tiran, omdat er geen beelden zijn van vergeving en verzoening.
Er is dus een belangrijke taak weggelegd voor de dichters, voor de schrijvers. Zoals Memer opmerkt: “Love of country, or honor, or freedom, may be names men give the pleasure of acting for te sake of acting, to justify those actions to the gods and to the people who suffer and kill and die in the game. So those words - love, honor, freedom - are degraded from their true sense. Then people may come to hold them in contempt as meaningless, and poets must struggle to give them back their truth.”
Maar boeken op zichzelf kunnen de wereld niet veranderen. Je vindt geen zwart wit antwoorden in de boeken, geen toekomstvoorspelling. Boeken geven alleen beelden, inhoud. Boeken maken niet je keuzes voor je, net zo min als orakelspreuken dat doen. Je houdt altijd zelf de eindverantwoordelijkheid. De vraag blijft altijd hoe je reageert op de beelden die de boeken je voorhouden. Weiger je ze te aanvaarden, of laat je je vullen, en maak je vervolgens keuzes gebaseerd op de nieuwe innerlijke beelden uit de gedichten?

Voor iedereen die houdt van boeken en die geïnteresseerd is in de kracht van het geschreven woord, is Voices een absolute aanrader. Ik kijk er zelf ondertussen naar uit deel drie van de serie te lezen.