zondag 5 september 2010

Filmbespreking: Shutter Island

Ik had op internet al gelezen hoe mensen overeenkomsten zagen tussen deze film en Inception (een van mijn nieuwe favoriete films). Ze hebben gelijk. Niet alleen wat betreft de hoofdrolspeler, Leonardo DiCaprio, die in beide films een man speelt die zich fanatiek vastbijt in zijn opdracht, hoewel anderen hem waarschuwen dat zijn persoonlijke bagage zijn oordeel wel eens zou kunnen verstoren. Maar bovendien speelt deze film net als Inception met het verschil tussen droom en werkelijkheid (waarbij de dromen hier wat betreft hun onverklaarbare overgangen meer op werkelijke dromen lijken dan die van Inception). En zelfs bij de muziek moest ik aan Inception denken, vanwege de luide, diepe tonen (op een internetforum beschreven als: ‘Alsof een reuzensequoia gebruikt werd als strijkstok voor een cello’). Maar waar Inception zijn thema’s verpakt in het uiterlijk en de filmtechnieken van een actiefilm, gebruikt Shutter Island de beeldtaal van de horrorfilm. En waar de ene film eindigt met een keuze voor de realiteit, eindigt de ander op een dramatisch andere wijze. Daarom denk ik dat deze films prima naast elkaar kunnen bestaan.

Ergens in de vijftiger jaren, de tijd dat mannen nog met hoeden liepen, voert een schip U.S. Marshal Teddy Daniels en zijn nieuwe partner Chuck Aule naar het eiland Shutter, voor de kust van Boston, waar een psychiatrisch ziekenhuis voor misdadigers is gevestigd. Een van de patiënten is namelijk verdwenen zonder een spoor achter te laten. De agenten onderzoeken eerst de cel waar Rachel Solando uit verdwenen is. De enige aanwijzing is een briefje, met daarop de vraag: ‘Wie is nummer 67?’. Teddy Daniels vermoedt dat het wel eens zou kunnen gaan om Edward Laeddis, de pyromaan die de brand heeft veroorzaakt waarbij zijn vrouw is omgekomen. De ondervragingen van de medewerkers en de patiënten leiden echter tot tegenstrijdige antwoorden. Het begint erop te lijken dat er op het eiland iets meer aan de hand is, vooral als Rachel blijkt te zijn teruggevonden zonder een schram te mankeren. Is het psychiatrisch ziekenhuis een dekmantel voor iets veel onheilspellenders? Teddy kan echter geen hulp vragen: een storm van orkaankracht heeft elke communicatie met het vasteland onmogelijk gemaakt. Ondertussen krijgt hij steeds meer last van migraine en de daarbij horende hallucinaties. Hij moet het antwoord vinden, voor hij zijn verstand verliest.

De film is mooi gemaakt, met sfeervolle beelden die heel goed de innerlijke toestand van de hoofdpersoon weergeven. Visueel is deze film interessanter dan Inception. Bij een scene zie je bijvoorbeeld Teddy Daniels door gaas heen, en wordt zijn verdeeldheid van dat moment mooi gesuggereerd. Als hij een steile klif afdaalt, voel je als kijker hoogtevrees. Maar vooral mooi is het acteerwerk. Leonardo DiCaprio is heel erg goed in het uitbeelden van gedreven professionals, die iets in zichzelf onderdrukken. Een glimp van de gebrokenheid in hem komt steeds weer naar boven drijven, maar zonder dat zijn karakter er onsympathiek door wordt. Dit is trouwens niet zijn eerste samenwerking met regisseur Martin Scorcese. Het is duidelijk dat ze elkaar tot grote hoogtes drijven, wat het geval is in alle goede samenwerkingsverbanden. Maar ook de andere acteurs zijn goed op dreef, en laten je als kijker voortdurend verwonderd wie je kunt vertrouwen en tot hoe ver. Zelfs als je al een vermoeden hebt van de richting die het verhaal opgaat, houden de verteltechnieken en het spel van de acteurs je op het puntje van de stoel.

Ik vergeleek Shutter Island al met Inception. Beide films gaan over de vraag hoe wij omgaan met de realiteit, met al zijn scherpe randen, pijn en gebrokenheid. In Inception komen mensen voor die zich elke avond in een gedeelde droom laten onderdompelen. ‘Ze komen hier om te slapen?’, vraagt een van de hoofdrolspelers. ‘Nee,’ is het antwoord. ‘Om wakker te worden! Voor hen is de wereld van hun droom meer realiteit dan de werkelijkheid.’ Ook de droomarchitekt Dom Cobb komt in de loop van zijn avonturen voor de keuze te staan of hij wil terugkeren naar de werkelijke wereld, waar hij weduwnaar is, en gescheiden van zijn kinderen, of blijven in een droomwereld, met de droombeelden van zijn vrouw en kinderen, een wereld die hij naar eigen believen kan vormgeven en beïnvloeden. Bovendien draagt Cobb een groot schuldgevoel met zich mee. De dood van zijn vrouw en zijn verbanning waren zijn eigen verantwoordelijkheid, die hij maar moeilijk onder ogen kan zien. Toch kiest Cobb voor de realiteit. Het droombeeld van zijn vrouw is mooi, maar het mist de kleine imperfecties, en de bijzonderheden die ze in werkelijkheid had. De illusie is te volmaakt en Cobb is te eerlijk om in een leugen te willen leven. Ook al moet hij zijn eigen schuld daarvoor onder ogen zien en uitspreken, ook al moet het gruwelijke geheim uit zijn verleden boven tafel komen, uiteindelijk kiest hij voor de waarheid. Hij wil niet eindigen als een oude man, vervuld van spijt. Hij wil zijn verleden achter zich laten en een nieuw begin maken.
Ook in Shutter Island komt iemand voor die een andere realiteit voor zichzelf heeft gecreëerd om een gruwelijke gebeurtenis te vergeten. De verdwenen patiënte heeft haar kinderen om het leven gebracht, maar kon later niet omgaan met die wetenschap. Nu leeft Rachel Solando in een wereld waarin haar kinderen nog leven. Ze ziet de doktoren en de patiënten uit de inrichting als de wijkagenten, de melkboer en de tuinman. Ze hebben allemaal een rol gekregen in het verhaal dat zij om zich heen heeft geconstrueerd. Dat verhaal is zo flexibel dat ze alles er in onder kan brengen. Het lukt niemand haar ervan te overtuigen dat ze het bij het verkeerde eind heeft. De anderen zijn bedriegers, zijn zelf gek, of er is sprake van een samenzwering. Er kan maar een enkele waarheid zijn, en zij heeft voor zichzelf bepaald dat het haar waarheid is.
Om iemand van zo’n waanidee af te brengen zijn drastische maatregelen nodig. En die worden in deze film genomen. De persoon in kwestie wordt wakker geschud uit de schijnwerkelijkheid. De pijn en schuld uit het verleden dringen in al hun gruwelijkheid door en moeten onder ogen worden gezien. En net als in Inception staat dit karakter voor een keus: gaat het leven verder in de werkelijkheid, of heeft een ontsnapping toch de voorkeur? Het slot van de film is in dit opzicht op meerdere manieren te interpreteren, interessant genoeg.

Het is een algemeen menselijke eigenschap om de schijnbaar onsamenhangende gebeurtenissen uit ons leven een betekenis te willen geven. We zoeken naar zingeving, en daarvoor zijn we afhankelijk van verhalen. Gebeurtenissen die eerst volledig toevallig waren, een klapband op de snelweg, een camping die een uur te vroeg gesloten was, de oude man met de zaklamp en de struik vol verse bramen in de ochtenddauw, vormen opeens samen een geheel en hebben een betekenis gekregen. We kunnen er niet aan ontsnappen lijkt het. De trein is niet zomaar te laat, maar we zijn boos op de NS die ons tegenwerkt en onze avond verpest. We zijn niet zomaar ziek, nee, we vragen ons af ‘waarom dit ons moest overkomen’. Iemand is niet gewoon een keer vriendelijk, nee, daar moet iets achter zitten. Dit geldt op allerlei niveau’s van de samenleving. Zo heeft elke beschaving een eigen ‘verhaal’, maar ook elk bedrijf, elke politieke partij, elke kerk of elk individu. Maar het gevaar van deze verhalen is dat we ze zelf verzinnen. Wij (of onze politieke partij, ons bedrijf, onze kerk of onze beschaving) staan erin centraal. Alles wat gebeurt, ten goede of ten kwade, wordt op onszelf betrokken. Al het positieve gebruiken we om onszelf te bevestigen. “Ik had een tien op het proefwerk, dus ik ben de beste.” Al het negatieve schrijven we toe aan tegenwerking. “We hebben problemen in Nederland, dus iemand heeft het op ons gemunt.” Zelfs als we ons in onze verhalen zien als slachtoffer “Ik struikelde over een wortel, ik zal wel iets verkeerds hebben gedaan”, stellen we onszelf centraal en bevestigen we ten diepste ons ego als de kern van het universum. Andere mensen zijn belangrijk afhankelijk van de rol die ze in ons verhaal spelen: zijn ze medestanders of tegenstanders? En alternatieve verhalen die de feiten op een andere manier verklaren vormen een bedreiging. Die moeten we dus zien te onderdrukken.
Onze religieuze verhalen functioneren net zo. Ze leggen een betekenis op aan de werkelijkheid. Ze vormen een kader voor de feiten, duiden ze en verklaren ze. En vaak zo dat wij niet de werkelijkheid van onze gebrokenheid, onze fouten en onze schuld, onder ogen hoeven zijn. De religieuze verhalen vormen net als de andere verhalen die we voor onszelf hebben opgesteld, een veilige haven voor de realiteit. Een bekend religieus verhaal is dat van de boetedoening: als ik maar genoeg mijn best doe voor de Godheid, genoeg geef of mezelf opoffer, doen mijn fouten er niet meer toe en ga ik naar de hemel. Of als ik hard genoeg bid, en genoeg andere mensen help, is God blij met mij en word ik gezegend. Als ik pijn lijd, heb ik kennelijk niet genoeg geloofd. Mensen die het niet met mij eens zijn, zijn vijanden, en moeten worden bekeerd of vervolgd. Ook veel christenen leven in dit verhaal van de religie, een verhaal dat ons beschermt voor de harde randjes van de werkelijkheid en de diepte van onze verantwoordelijkheid. Ik geloof ook dat er in ons leven momenten zijn dat we voor de keuze staan: willen we vast blijven houden aan de troost van een illusie, een vals verhaal, of willen we de ogen openen voor de echte wereld, met al die onvolmaaktheden, zere plekken en onaangename ervaringen? Willen we onze eigen verantwoordelijkheid onder ogen zien en accepteren? Willen we anderen zien als de echte, werkelijke mensen die ze zijn en niet alleen als bijrolspelers in het verhaal van ons leven?
Maar het feit blijft dat we nog steeds zoeken naar betekenis, naar de zin van het leven. We kunnen niet zonder verhaal. Maar dat verhaal moet werkelijkheid zijn. Het moet niet de waarheid verbloemen, het moet ons niet ontnemen van onze verantwoordelijkheid, het moet niet anderen reduceren tot bijrolspelers, en het moet de pijn en het lijden niet ontkennen of goedpraten. Het moet ons juist in staat stellen onze eigen verantwoordelijkheid en onze schuld en pijn onder ogen te zien en te belijden (uit te spreken dat het de waarheid is). Maar tegelijk moet het ons leven betekenis geven. En nog belangrijker: hoop. Het is mijn stellige overtuiging dat het verhaal van Jezus, van zijn dood en opstanding, een verhaal is dat aan deze voorwaarden voldoet. Het is echt, werkelijk, zo echt als de houten splinters van het kruis die in Jezus’ huid drukten. Het verhaal doet recht aan het lijden, aan de menselijke verantwoordelijkheid en de gebrokenheid van de schepping. Er wordt niets in verdoezeld of als ‘illusie’ weggezet. Tegelijk geeft het echte waarde en betekenis aan schoonheid, intimiteit, gerechtigheid. Het belooft dat zowel onze pijn als onze vreugde, onze zonde en onze liefde in Gods werkelijkheid worden opgenomen. Het ontslaat ons niet van onze verantwoordelijkheid, maar verzekert ons wel dat niets ons kan scheiden van Gods liefde. Ik heb hier meer over geschreven in mijn hoofdstuk in De opwindende laatste dagen en ga er over schrijven in mijn serie over hoop, die nu op mijn blog begonnen is.
Laat ik nu eindigen met de oproep om steeds te onderzoeken in wat voor verhaal we eigenlijk leven. Is ons religieuze verhaal geworden tot een vlucht uit de realiteit, een illusie van zingeving waarmee we onszelf op een voetstuk zetten en andere mensen zwartmaken? Is het een vlucht? Of stelt het verhaal waarin we ons geloven ons juist in staat de werkelijkheid onder ogen te zien, inclusief de scherpe randjes en de pijn, en onze eigen verantwoordelijkheid? Dat maakt namelijk een groot verschil.