woensdag 11 augustus 2010

Helemaal de geliefde

Toen ik gisteravond uit de trein naar huis liep had ik een 'epifanie', een plotseling inzicht, waarbij een aantal zaken waar ik mee worstelde en de woorden van Brennan Manning uit Kind aan huis, als puzzelstukjes in elkaar vielen, en ik als het ware mijn adem even inhield omdat ik op dat moment de waarheid zag, de waarheid die mijn leven zou veranderen als ik haar werkelijk zou vatten. Mijn hoofd tolde ervan!
Nu is het een dag later, en is de opwinding van dat moment weer weggetrokken. Net als het gevoel dat ik bij die waarheid had. Het is ook wel veel om te verwachten dat de waarheid in een enkele minuut volkomen werkelijkheid voor me zou worden. Maar ik wil er wel geloof aan blijven hechten, erop vertrouwen en ernaar leven. En daar hoort voor mij bij dat ik probeer het inzicht van dat moment onder woorden te brengen.

Sinds een paar weken kom ik met enige regelmaat samen met een vriend om uit de bijbel te lezen en erover te praten. We begonnen met Marcus (het kortste van de vier evangeliën) en wel met het eerste hoofdstuk. En daar lazen we onder andere over de doop van Jezus in vers 10 en 11: "Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ "(oudere vertalingen zeggen: mijn geliefde zoon, in wie ik welbehagen heb). Het is een bekend verhaal, dat ik met de paplepel heb binnengekregen. Maar zoals dat vaker gaat met verhalen die je zo vaak hebt gehoord, gaat de kern ervan soms aan je neus voorbij. Zo ook hier.
Zeven jaar geleden, tijdens een wandelvakantie, worstelde ik met negatieve gedachten over mezelf en zelfveroordeling. Op mijn verjaardag, tijdens een wandeling, zei een vriend van me dat hij het idee had dat hij een tekst aan mij moest doorgeven. Het was deze: "Jij bent mijn geliefde zoon, in wie ik welbehagen heb." Mooi natuurlijk, bemoedigend, maar ik kon het niet werkelijk tot me door laten dringen. Hoe kon God nou zo over mij denken? Hoe kon hij blij met mij zijn, als ik zo tekort schoot? Ik schoof deze woorden weg, en liet niet werkelijk toe dat ze mijn leven veranderden. Pas toen ik een paar weken geleden dit gedeelte las en er over sprak, realiseerde ik me dat ik me altijd had vergist in de reden waarom God dit over Jezus zegt. Ergens had bij mij de gedachte postgevat dat God vreugde vond in Jezus omdat hij moreel perfect was, omdat hij nooit een steekje liet vallen en omdat hij God in alles gehoorzaamde. Ik dacht dat God blij met Jezus was omdat hij zoveel deed voor God, zoveel goede daden deed, zoveel mensen bereikte met het evangelie, zo productief was. Maar dat waren niet de redenen waarom God dat over Jezus zei. Op het moment dat God dit zegt heeft Jezus ten eerste nog niks gedaan. Zijn bediening is nog niet begonnen. Hij was gewoon een timmerman uit een plaatsje van niets in Galilea. Ten tweede was Jezus nog niet op de proef gesteld. De tegenstander had hem niet in verleiding gebracht. Dat gebeurde pas na de doop. Toch zegt God het met volle overtuiging: "Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde." Het was omdat Jezus zijn Zoon was, niets meer en niets minder. Daarom was God blij met hem.
En volgens de bijbel zijn wij net als Jezus kinderen van God. "Wie in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden." (Johannes 1:12). "De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God." (Romeinen 8:16,17). "U bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen, door de wil van God." (Galaten 4:7). Uit Hebreeën 2:11: "Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben een en dezelfde oorsprong, en daarom schaamt Jezus zich er niet voor hen zijn broeders en zusters te noemen." Wij zijn kinderen van God, en dat betekent dat Hij van ons houdt zoals Hij houdt van zijn Zoon, Jezus. Door het kruis zou de wereld zien, zei Jezus, dat God zijn volgelingen liefhad "zoals u mij liefhad." (Johannes 17:23,26). En dat betekent dat God vreugde vindt in ons. Niet omdat wij moreel perfect zijn, of omdat wij zoveel voor hem doen, maar omdat wij zijn kinderen zijn.

Nu een sprong naar voren, naar het afgelopen weekeinde. Helaas is deze blog een publieke aangelegenheid, waar zomaar iedereen kan kijken, zodat ik niet over alles kan schrijven. Maar ik kan, meen ik, wel toegeven dat ik met mezelf in de knoop zat (zo voelde het in mijn maag zelfs letterlijk). Ik besefte dat ik iets graag wilde, maar dat ik er te bang voor was om het in praktijk te brengen. Ik kon niet eens voorstellen dat ik het wel zou durven. Ik raakte gefrustreerd over mijn angst, mijn onzekerheid, mijn twijfel en mijn negatieve zelfbeeld. En dat maakte me alleen maar negatiever, onzekerder en twijfelachtiger. Ik sliep dus ook slecht, en was in een sombere stemming.
In de trein las ik Kind aan huis, een boek van Brennan Manning, dat ik een paar jaar geleden ook had gelezen. Maar nu raakte het me diep. Manning schreef over het valse zelf, de facade die we ophouden naar de wereld, maar ook dat deel van ons waar we ons voor schamen. En hij deed de voor mij schokkende uitspraak: "De misleider moet uit zijn schuilplaats worden geroepen om te worden geaccepteerd en omhelsd ... Als wij de waarheid omtrent onszelf accepteren en ons ik aan Jezus Christus onderwerpen, worden we met vrede omuld, ongeacht of we vrede met onszelf hebben gesloten." Terwijl we geloven dat Jezus ons oproept om andere mensen lief te hebben, ook al zijn ze zondaars, zieken, verslaafden, vijanden, denken we dat we de zondaar in ons eigen hart moeten haten, moeten verwerpen en moeten afwijzen. We haten een deel van onszelf. Maar dat zorgt er alleen maar voor dat ik gefrustreerd zal blijven, en de liefde van God voor mij niet kan ervaren. Wat Manning schrijft is dat we onszelf moeten vergeven dat we liefdeloos, inconsequent, onbekwaam en hardleers zijn, en tot in het diepste van onze ziel beseffen dat onze zonden ons niet van God kunnen scheiden. Heb het lef, is zijn oproep, om als een vergeven mens te leven! Oftewel: definieer jezelf onvoorwaardelijk als een geliefd kind van God. Onvoorwaardelijk! Mijn tekortkomingen waar ik gefrustreerd over ben, mijn onzekerheid, mijn twijfel, mijn angst die ik niet zelf kan overwinnen, die veranderen niets aan mijn identiteit als iemand van wie God houdt. Ze veranderen niets aan Gods liefde. God kent mij helemaal en hij zegt: Jij bent mijn geliefde kind, Johan, en ik ben blij met je. God ziet mij zo, dus mag ik mezelf ook zo zien. En ook dat deel van mezelf dat ik tot nu toe neig te haten. Ik hoef me er niet voor te schamen.  Ik hoef het niet te proberen te ontkennen. Ik mag bang zijn. Ik mag onzeker zijn. Ik mag twijfelen. Ik ben geliefd, dat is het enige dat telt. Ik ben geliefd als een kind, dat niets kan doen om die liefde te verdienen, maar het alleen kan accepteren.
En het besef dat mijn identiteit volledig ligt in de liefde van God voor mij, gaat volgens Manning samen met het vertrouwen in de realiteit van Jezus' opstanding. Dat wil zeggen: het geloof dat Jezus' overwinning over de dood een belofte inhoudt, niet alleen voor de verre toekomst, maar ook voor ons leven nu. Namelijk, dat God door zijn kracht ook ons levend maakt. Sterker nog: dat er niets is buiten zijn aanwezigheid en dus buiten zijn leven brengende kracht. "Alles wat is, wordt levend door de opgestane Christus ... Alles, groot klein, belangrijk, onbelangrijk, veraf en dichtbij, heeft zijn plaats, zijn betekenis en zijn waarde. Door onze vereniging met Hem gaat niets verloren, raakt niets kwijt. Er is nooit een moment dat geen eewuigheidswaarde kent, geen handeling staat op zichzelf, geen liefde blijft vruchteloos, geen gebed blijft onopgemerkt. 'Wij weten nu, dat God ALLE dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben' (Romeinen 8:28). Al die teleurstellende, waarneembare, of verborgen gebeurtenissen, ziektes, misverstanden, zondes, zelfs die van onszelf) zullen de uiteindelijk vervulling van ons leven dat in Christus verborgen is in God, niet verhinderen." Dit was wat diep bij mij binnendrong: dat de hele persoon, mijn hele leven, uit de dood zal opstaan. Niet alleen maar het deel van mezelf waar ik tevreden over ben, dat ik met mijn discipline heb opgepoetst en waar ik over durf opscheppen. God handelt alleen met de echte persoon, niet met het valse 'ik' dat ik opbouw. En de persoon die hij uit de dood opwekt is de echte persoon. En in die nieuwe Johan zal blijken dat ook die angst, onzekerheid en twijfel uit de dood zijn opgestaan. Deze dingen zullen bijdragen aan de glorie van het nieuwe bestaan, aan de glans van mijn leven. Ze zullen niet geheimen zijn waar ik me in de eeuwigheid voor zal hoeven schamen, nee, ze zullen worden verlost. Niet omdat ik er hard aan werk, maar omdat dit nu juist de hoop van het evangelie is, dat God mij herstelt.
Terwijl ik naar huis liep moest ik denken aan een passage uit De Grote Scheiding van (wie anders) C.S. Lewis. Een man worstelt met lust, beschreven als een rode hagedis op zijn schouder. Een engel vraagt hem om gelegenheid die hagedis te mogen doden. Dat durft de man aanvankelijk niet, maar uiteindelijk geeft hij toestemming. De hagedis gaat dood, maar in zijn plaats rijst een prachtige witte hengst op! Lewis tekent hier bij aan: "Ik geloof zeker dat iedereen die de hemel bereikt, zal ontdekken dat wat hij heeft opgegeven (zelfs als dat zijn rechteroog was) niet verloren gegaan is. Niets, zelfs niet het laagste en dierlijkste, zal niet opnieuw opstaan als het zich in de dood geeft." De bijbel zegt dat wij eerst met Christus moeten sterven voor we met Hem uit de dood worden opgewekt. Daarbij gaat het natuurlijk niet om de fysieke dood, maar om het loslaten van onze pogingen onszelf te veranderen en te redden. In 2 Korintiers 12 zegt God het tegen ons: "Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid." Als ik zwak durf te zijn, kan God aan het werk.
En dit bracht ik vervolgens in verband met mijn angst, onzekerheid en twijfel, mijn onvermogen. Ik realiseerde dat ik die dingen moest laten 'sterven'. Dat wil volgens mij zeggen dat ik ze niet meer probeer te veranderen, dat ik ze niet meer mijn identiteit laat bepalen, dat ik ze loslaat. Ik accepteer het feit dat deze kanten van mezelf niet belangrijk zijn, dat ze, voor wat betreft Gods liefde voor mij 'dood' zijn (zoals ook mijn goede kanten wat dat betreft 'dood' zijn, omdat die Gods liefde voor mij niet groter kunnen maken). Ik laat mijn omklemming los, ik trek mijn vingers ervan af. Ik geef ze geen aandacht meer. Zelfs voor mijn beeld van mezelf maken ze niet meer uit. Ik geef er ook niet meer om hoe lang ze me nog zullen plagen en hoe ze mijn leven in de war zouden kunnen gooiden. Ik accepteer mijn zwakheid. In plaats daarvan laat ik mij liefhebben door de Vader, die tegen mij zegt: "Jij - inclusief je angst, je onzekerheid en twijfel - bent mijn geliefde Zoon, in wie ik vreugde heb." En die liefde is de bron van mijn echte identiteit, mijn nieuwe leven, de werkelijke Johan.

Dat was wat ik in een flits helder besefte. Dat was de epifanie. Dat ik me niet langer van binnen gespleten hoefde te voelen, dat ik mezelf niet hoefde verwensen over mijn onzekerheid, dat ik niet langer uit alle macht hoefde proberen mezelf te overwinnen. Dat ik mocht accepteren dat ik onzeker, bang en twijfelachtig ben. Dat die dingen niet bepalend zijn voor mijn identiteit als geliefd kind van God in wie Hij vreugde vindt. En dat als ik ze loslaat, dat ik erop mag vertrouwen dat God ze laat 'meewerken ten goede'. Het kan zijn dat er dan opeens een moment komt dat ik mijn angst wel kan overwinnen, of dat mijn onzekerheid me niet meer tegenhoudt. Het kan ook zijn dat dit nooit gebeurt tijdens mijn Aardse leven. Dat doet er niet toe. God heeft beloofd dat hij al die dingen in zijn nieuwe schepping zal opnemen, dat zijn kracht zichtbaar zal worden door mijn zwakheid heen. Ondertussen heb ik niets anders nodig dan Gods genade. En dat geeft mij rust.

N.B. Dit is al een lang epistel geworden, maar voor wie tot nu toe heeft doorgelezen: ik geloof dat dit ook was hoe Jezus leefde. Hij leefde in het bewustzijn dat hij de geliefde Zoon van de Vader was. Dat gaf hem de kracht verleiding te weerstaan. Dat gaf hem de bewogenheid voor zieken, zondaars, tollenaars en farizeeen, en de kracht om zich voor hen in te zetten. Dat gaf hem het verlangen om met God te communiceren en de wil van zijn Vader te doen, ook al leidde dat tot zijn dood. Hij was niet bezig met zichzelf en zijn succes of falen, maar hij definieerde zichzelf als geliefd kind van God. Hij leefde als geliefde. De Amerikaanse auteur Wayne Jacobson gebruikt in het boek He Loves Me daarvoor de term 'Living loved'. Dat is waar ik ook naar verlang.