donderdag 1 juli 2010

Losing my religion ...

Het hoge woord moet eruit: ik heb de keuze gemaakt om niet meer op zondag naar de kerkdienst te gaan. Wel zal ik de kring van de kerk blijven bezoeken en met de groep koffiedrinkers na de kerk blijven koffiedrinken. Ik hoop na verloop van tijd een gemeenschap te vinden of te vormen van mensen die met elkaar om Jezus willen samenkomen. Ik weet nog niet hoe, wanneer of waar dat zal zijn. Ik geloof namelijk dat deze periode ook belangrijk voor mij kan zijn om vrij te komen van de resten religiositeit die voor mij nog aan het kerkbezoek kleven.
Ik heb namelijk niet het geloof verloren, ik zeg nog steeds 'amen' op de apostolische geloofsbelijdenis. Ik heb een groter vertrouwen in de onvoorwaardelijke liefde en aanvaarding van God dan ooit en een groter verlangen naar zijn koninkrijk dan ooit. Maar wat ik ook nog steeds bij mezelf merk is dat ik me laat leiden door schuldgevoel, de angst om niet genoeg te doen, en het constante vergelijken met anderen. Kortom, dat ik nog steeds geregeerd wordt door een religieuze instelling. Voor mij is een religieuze instelling iets anders dan leven uit vertrouwen op God. Dat laatste is wat ik wil leren. Het gaat ervan uit dat God degene is die zijn koninkrijk tot stand brengt in ons en door ons heen. En dat wij daar dus niet voor verantwoordelijk zijn, maar ons er alleen van moment tot moment voor hoeven openstellen, 'als een kind' en uit dat vertrouwen leven. Daar tegenover staat (even gechargeerd) de religie in al haar vormen en facetten. En religie gaat altijd uit van iets dat wij mensen moeten doen. Ze legt de verantwoordelijkheid bij ons neer. In feite stelt ze dat wij God (of zijn gemoedstoestand, of zijn zorg voor ons) kunnen controleren. Als wij genoeg doen is Hij blij met ons en worden we gezegend, als we te weinig doen is Hij boos op ons, en moeten wij ons schuldig voelen. In plaats van anderen lief te hebben omdat ze kostbaar en waardevol zijn, verrichten we liefdadige werken om een wit voetje te halen bij de Grote Schoolmeester in de hemel. In plaats van God te zoeken omdat we van Hem houden, verrichten we onze rituelen om de veeleisende Werkgever in de hemel beter over ons te laten denken. En ondertussen vergelijken we ons met anderen die het minder doen dan wij (wat leidt tot trots) of die het beter doen (wat leidt tot schaamte). We doen van alles, onderzoeken bijvoorbeeld de schriften, om het eeuwige leven te verdienen, maar lopen ondertussen straal voorbij aan degene die in zijn Persoon het Eeuwige Leven IS. Wij proberen naar God op te klimmen, zijn liefde te verdienen, terwijl Hij in de persoon van Jezus al naar ons is afgedaald, omdat Hij van ons houdt.

En alles wat wij doen vanuit onze religieuze instelling, alles wat wij doen op basis van plicht, of gedreven door schuldgevoel, om ons goed over onszelf te laten denken, of om niet onder te doen voor anderen, alles wat eigenlijk alleen ons eigen ego opbouwt, is voor God volkomen waardeloos. Lees bijvoorbeeld 1 Korintiers 13:3: "Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten." Het klinkt allemaal heel goed, en nuttig, maar als je deze dingen alleen doet uit religieuze motieven is het van geen enkele waarde. Sterker nog, God heeft er dan een afkeer van. Dat blijkt niet alleen uit Jezus woorden tegen de Farizeeën, maar ook uit het Oude Testament, waar God zegt: "Ik heb een afkeer van jullie feesten, ik wijs ze af, jullie samenkomsten verdraag ik niet. Ik schep geen behagen in de brand- en graanoffers die jullie mij brengen; de vetgemeste beesten van jullie vredeoffers keur ik geen blik waardig. Bespaar mij het geluid van jullie liederen; de klank van jullie harpen wil ik niet horen. Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek" (Amos 5:21-24). Die woorden liegen er niet om. Religie was de instelling van Kain, de eerste zonde die wordt beschreven na de ongehoorzaamheid van Adam en Eva. Kain meende namelijk dat hij, omdat hij een offer had gebracht, recht had op de aandacht van God. En hij was jaloers op Abel, die kennelijk wel succes had met zijn inspanningen (waarschijnlijk volgens Kain onterecht). Dus moest hij sterven, zoals de religieuze Farizeeën niet konden verdragen dat Jezus bleef leven. Jezus zette namelijk een streep door elke religie. Hij zei zelfs dat hij de tempel (symbool van de religieuze Godsverering) zou afbreken. Voortaan zouden mensen namelijk vrij tot God kunnen komen door te vertrouwen op Hem, in plaats van door offers te brengen en rituelen te verrichten. HIJ was de tempel, HIJ alleen. En iedereen die dat geloofde kon zomaar in het rijk van God binnenkomen. Zijn oproep: 'Bekeert u, want het koninkrijk van de hemelen komt eraan', was niet in eerste plaats gericht tot de overspeligen, de afgodendienaars, de tollenaars of het uitschot. Jezus was niet gekomen naar het meest 'zondige' land in de oudheid (dan had hij beter naar de Azteken kunnen komen met hun mensenoffers, of de landen met de tempelhoeren en kinderoffers). Nee, Israel was een moreel hoogstaand land. Het meest religieuze land ter wereld. En die religieuze mensen, die hun hele leven lang hard werkten om God tevreden te stellen, vraagt Jezus zich om te keren, hun leven te veranderen. Religie brengt je alleen maar verder van God, proberen Gods gunst te verdienen zorgt ervoor dat je jezelf afsluit voor de liefde die God je vrij wil geven.

Toch was religie lange tijd de drijfveer van mijn christelijke leven. Ik bad elke dag een half uur, las vijf hoofdstukken uit de Bijbel, ging naar elke kerkdienst, evangeliseerde op de zaterdagmorgen, nam folders mee naar de studie voor als het gesprek in de lunchpauze over het geloof ging, las het ene na het andere bijbelstudieboek, en strafte mezelf met strenge schuldgevoelens voor het lezen van spannende boeken of stripverhalen. Ik het het vaker verteld (en zal het vast vaker vertellen) hoe mijn overspannenheid aan een groot deel van dat christelijke gedrag een einde maakte. Ik heb twee jaar lang niet uit de bijbel gelezen en meer dan drie jaar niet gebeden. Ik heb al die tijd ook geen enkel serieus christelijk boek meer aangeraakt, zelfs geen C.S. Lewis. Daarna leerde ik dat ik vrij met God kon praten, zonder vast schema, zonder op mijn knieën te zitten en zonder vaste tijden, gewoon omdat ik graag met God wil praten en niet omdat het moet. En ik leerde de bijbel te lezen, niet om hem in negen maanden uitgelezen te hebben, zodat ik meer kennis zou hebben dan anderen, maar omdat ik erin leer over het karakter van God. En ik leerde ook dat ik me niet schuldig hoefde voelen als ik een keer een dag oversla, of een week helemaal niet lees. Ik doe het nu omdat ik het wil, niet omdat het moet. Ik leerde bovendien dat ik mezelf niet hoefde straffen met schuldgevoel, dat ik mocht genieten van mooie dingen en dat ik mocht kiezen tegen de zonde, niet uit angst voor straf, maar uit verlangen naar iets beters.
Maar met een bepaalde vorm van religieus gedrag bleef ik die jaren direct na mijn overspannenheid gewoon doorgaan. Je raadt het al: kerkgang. Ook al was ik zo moe van al het werken, ook al kon ik niet meer op mijn knieën zitten of de bijbel openslaan, ik ging nog steeds trouw elke zondag naar de dienst. En niet omdat ik het zo graag wilde. Ook dat deed ik omdat het moest. Ik kon alleen niet wegblijven. Dat was voor mij een 'bridge too far'. Maar nu realiseer ik me dat ik misschien ook daarmee had moeten breken in die periode. Want nog steeds overvallen mij schuldgevoelens als ik er een keer voor kies om thuis te blijven van de kerk. Nog steeds moet ik de strijd aangaan met mijn te strenge geweten. Nog steeds voel ik me minder dan mensen die wel trouw zijn, en ben ik bang dat God boos op mij is als ik afwezig ben. Ook al ben ik al bijna twee jaar aan het lezen over organisch kerk zijn, het koninkrijk van God en huiskerken, heb ik er artikelen over geschreven, gesprekken over gehad en over gebeden, ik heb er niet naar gehandeld. Want je kunt toch niet de onderlinge bijeenkomst verzuimen?
Maar 1 Korintiers 13 suggereert dat zolang ik naar de kerk ga omdat ik het moet, om Gods goedkeuring te verdienen of beter over mezelf te kunnen denken, het van geen enkele waarde is. Alleen daarom al kan ik er beter mee stoppen. En net zoals het ging met mijn bidden en mijn bijbellezen, zal ik (daar vertrouw ik op) uiteindelijk in vrijheid gaan uitleven wat Jezus bedoelde toen hij sprak over de kerk, wat Paulus bedoelde toen hij sprak over het 'lichaam van Jezus' en 'de tempel van de Heilige Geest'. Dan zal niet meer schuldgevoel of plicht mijn drijfveer zijn om op zondag naar een gebouw te gaan en naar een preek te luisteren, maar dan zal mijn liefde voor Jezus en voor mijn medemensen mij motiveren om met hen een gemeenschap te vormen die verlangt naar het koninkrijk van God. Hoe dat eruit zal zien, weet ik niet. Ik wil er wel actief naar gaan zoeken. Ik wil mensen spreken, mensen vinden met hetzelfde verlangen naar het koninkrijk, en initiatieven gaan nemen. En erop vertrouwen dat God dan door mij zichtbaar wordt, omdat Jezus dat heeft beloofd. Dat is wat mijn keuze betekent. Niet een keuze tegen God. Ook niet tegen mijn mede-gelovigen (ik heb van niemand uit mijn kerk een afkeer!). Maar ik wil af van mijn religie.