zaterdag 31 juli 2010

Het evangelie van zonde-management 3: de omgekeerde wereld


Ik schreef in de vorige twee afleveringen van deze serie hoe we ons als christenen vaak bezighouden met gedragsverandering - heiliger leven, minder zondigen- in de woorden van Dallas Willard: ‘zonde-management’. Hiervoor gebruiken we de technieken van straf en beloning, externe motivatiemethodes die in onze maatschappij op alle niveau’s gangbaar zijn. We wegen onze woorden en daden in de weegschaal. Slaat hij aan de ene kant uit, dan verdienen we straf, slaat hij aan de andere kant uit, dan hebben we recht op beloning.
We nemen deze manieren van jongs af aan in onszelf op en uiteindelijk weten we geen andere methode om onszelf in het gareel te houden, om te voorkomen dat we mislukken of te zorgen dat we slagen. Maar uiteindelijk snijden we ons op deze manier in onze vingers, want deze technieken bereiken niet het juiste effect. Zelfs als we onszelf zo onder controle hebben dat we bepaalde dingen doen (of niet doen), doen we het niet uit de juiste motieven. We zijn goed voor de ander uit angst voor straf, of omdat we voor onze goede daden beloond willen worden, en niet omdat we van de ander houden. En als we 1 Korintiers 13 mogen geloven, zijn onze goede daden als ze niet uit liefde gedaan worden zonder betekenis. Sterker: we worden er alleen maar trots van, gaan naast onze schoenen lopen, en komen vervolgens ten val (kijk maar naar die Amerikaanse TV-dominees die de een na de ander in zedenschandalen verwikkeld raken). Of we raken overspannen en gooien het bijltje erbij neer.
Maar waarom komen veel van de boodschappen die we horen in de kerk dan toch neer op ‘zonde-management’? Waarom voelen we ons veroordeeld als we afwijken van het ideaal? Waarom hebben we het gevoel dat we ons moeten schamen als we toegeven aan verleiding? En waarom voelen we ons boven anderen verheven omdat we het juiste geloven? Waarom vinden we het nodig ons met anderen te vergelijken? Ik geloof dat we een verkeerd beeld hebben van God en wat God in Jezus Christus voor ons gedaan heeft, een verkeerd uitgangspunt, een verkeerd ‘paradigma’. Laat ik hier heel helder over zijn: kerken en gemeenschappen die straf en beloning prediken, die zich concentreren op gedragsverandering, brengen niet het goede nieuws van Jezus Christus. En ze zijn dus ook geen echte kerken, maar religieuze gemeenschappen die de naam van Jezus en van God voeren, maar verder niet te onderscheiden zijn van andere godsdiensten en spirituele programma’s. Lid zijn van zo’n kerk is niet gelijk aan het volgen van Jezus, en het is heel goed mogelijk Jezus te volgen en tegelijk afstand te nemen van zo’n kerk (hoewel er ook in deze kerken veel oprechte volgelingen van Jezus zijn, laat ik dat er direct bij stellen). De schrijfster Anne Rice heeft kort geleden laten weten zich niet meer verbonden te weten met het christendom, hoewel ze wel een volgeling van Jezus wil blijven. Sommige mensen vinden dat heiligschennis, omdat je volgens hen niet van Jezus kunt houden zonder ook van de kerk te houden. Ik heb daarentegen veel sympathie voor haar beslissing, want wat veel mensen ‘de kerk’ noemen heeft weinig te maken met Jezus en het goede nieuws.

De (impliciete of expliciete) theologie van veel christenen is gebaseerd op een systeem van straf en beloning. We stellen eerst dat de mens een bepaalde regel heeft overtreden. Dit is een juridische wet, waar ook God zich aan te houden heeft. Hij moet ons dus wel straffen. Ons idee is dat God boos op ons is, omdat wij niet gehoorzaam waren. En niet alleen maar boos: God heeft een afkeer van ons en wil eigenlijk niets anders dan dat wij voor altijd in de buitenste duisternis worden geworpen. (Onze nog wat middeleeuwse verbeelding ziet de hel als plek waar mensen met goedkeuring van God voor eeuwig worden gestraft door rode duivels met hooivorken.)
Maar, stellen Christenen, Jezus kwam voor de mens tussenbeide. Hij stelde voor om in onze plaats de straf van God te ondergaan. Het beeld dat wij hiervan hebben is dat van een rechtszaak, waarbij de advocaat voorstelt zelf de gevangenis in te gaan in plaats van de aangeklaagde. (Wij zongen bij ons in de kerk een lied met de volgende tekst: ‘Gerechtigheid drong aan op straf, genade vroeg om vrijgeleide, toen kwam Gods wijsheid tussenbeide’. De suggestie daarvan is dat God innerlijk verdeeld is. Dat hij als Jezus er niet was geweest, ons had willen vernietigen.) Als wij precies het juiste geloven, worden we in juridisch opzicht vrijgesproken, maar het verandert niets aan het feit dat God boos is over onze overtreding van de regels (de rechter weet ten slotte dat niet de juiste persoon gestraft is). We zijn als het ware met de hakken over de sloot in de hemel binnengekomen, we mogen in onze handen wrijven dat God ons in zijn aanwezigheid toelaat, maar het ging wat God betrof niet van harte. Hij blijft als het ware wantrouwig. Dus is het nu aan ons om God niet tegen ons in het harnas te jagen (er voor te zorgen dat we niet opnieuw in het aangeklaagdebankje komen te staan). In een ander voorbeeld: een vriend uit een ‘upper class’ milieu heeft een goed woordje voor je gedaan bij zijn strenge vader, waardoor je toch op bezoek mag komen. En nu doe jij je uiterste best om je netjes te gedragen en geen onvertogen woord te laten vallen, anders zou je weer de deur uit worden gegooid.
In onze beleving is de manier waarop God over ons denkt nog steeds gekoppeld aan ons gedrag. We mogen naar de hemel omdat we precies het juiste geloven over onszelf en over God. Gods aanvaarding van ons is dus een beloning. Vervolgens stellen we ook nog dat de mensen met het heiligste gedrag en de grootste toewijding in de hemel de grootste heerlijkheid zullen krijgen. En ondertussen weten we ons nog steeds veroordeeld als we niet aan het (onhaalbare) ideaalbeeld voldoen. Als we naar God kijken, zien we dat hij eigenlijk boos op ons is, hoe goed we ook ons best doen. En dus moeten we uiteindelijk uit schaamte om vergeving vragen. We kijken op naar mensen die uiterlijk gezien heiliger zijn dan wij, en kijken neer op mensen die zondiger zijn, want bij hen steken we ten minste gunstig af. Dit is helaas geen overdreven beeld van wat veel christenen geloven. Niet alleen werd het zo gebracht bij ons in de kerk (als wij zondigden, zorgden we ervoor dat de pijn die Jezus aan het kruis leed groter werd, dus we moesten ons nog meer schuldig voelen), maar ik hoor het ook van anderen. Hoe ze in een kerk opgroeiden waar werd gepredikt dat alleen die kerk het juiste beeld van het evangelie had, en dat andere christenen eigenlijk niet gered waren. Hoe vragen stellen werd ontmoedigd, en werd gezien als teken van ongeloof. Hoe mensen die van mening veranderden werden zwartgemaakt. Ik word daar moe en treurig van.

Wat nou als het goede nieuws van Jezus Christus niets te maken heeft met ons gedrag? Wat nou als de val van de mens in Genesis 3 niets te maken had met zonde en straf, maar met oorzaak en gevolg? Wat nou als Gods houding naar de mens toe er totaal niet door veranderde, wat als God de mens altijd en overal evenveel bleef liefhebben? Wat als het de mens was die zich van God afkeerde en het leven zocht buiten de leven-gevende relatie met de Schepper? Wat als het schepsel zelf als God wilde zijn en zo minder werd dan hij eigenlijk was? Wat als dit leven ‘in een voortdurende poging het leven te vinden’, zoals Greg Boyd het noemt, leidt tot angst en dus tot onvrijheid, verlies van het zelf en de dood?
En wat als God het initiatief nam om mensen weer in relatie met Hem te brengen? Wat als Hij zelf afdaalde in deze wereld, die vol was van de gevolgen van onze zelfzucht? Wat als Hij bereid was die volledig te ervaren, om ons zo te overtuigen van zijn liefde? Wat als Jezus’ dood aan het kruis geen juridische plaatsvervanging was, maar een teken van Gods liefde die alle consequenties op zich neemt van onze opstandigheid? Wat als Jezus’ opstanding uit de dood laat zien dat onze gebondenheid door angst en controle voor eens en altijd gebroken is, en dat de wil van God nu kan plaatsvinden in ons leven, op Aarde, zoals in de hemel? Wat als Jezus’ dood en opstanding als het ware de uitnodigende hand van God zijn, die naar ons werd uitgestoken ‘toen wij nog zondaars waren’ (Romeinen 5)? Wat als God ons in Jezus duidelijk maakt dat onze zonden er niet meer toe doen, dat niets ons meer van Hem kan scheiden en dat er geen veroordeling is voor hen die in Jezus Christus zijn (Romeinen 8)? Wat als de liefde van God realiteit is, en dat we die alleen maar hoeven accepteren? Wat als het goede nieuws een aankondiging is van de waarheid, en niet meer een contract of overeenkomst waar wij iets voor moeten doen? Wat als de hele dynamiek van straf en beloning (de wet) door het kruis totaal machteloos is gemaakt, wat als de weegschaal in de prullenbak is gegooid?
Wat als het Gods belofte is dat alles zal worden hersteld en wij een heerlijke toekomst tegemoet gaan? En wat als wij daar niets aan kunnen veranderen? Wat als Hij van ons houdt met dezelfde liefde waarmee hij houdt van Jezus? Wat als Hij altijd zo van ons gehouden heeft, ondanks wat wij deden of geloofden of zeiden, en wat als Hij altijd zo van ons zal houden, wat we ook zouden doen, geloven of zeggen? Wat als we ons eenvoudig gaan openstellen voor deze liefde, zoals die in Jezus geopenbaard is, en onze positie weer innemen als zijn geliefde kinderen? Wat als we niet meer over onszelf of over anderen oordelen? Wat als we gaan leven in deze realiteit, uit deze waarheid, zonder ons druk te maken over goed en fout gedrag, zonder ons aan een uitwendige maatstaf af te meten? Wat als we vrij zijn om lief te hebben, en er op vertrouwen dat we zo doen wat God van ons vraagt? Is dat geen ‘goed nieuws’?

Het ‘evangelie van zonde-management’ is slecht nieuws. Het is een leven dat beheerst wordt door de dood, stelt Paulus in Romeinen 7. Wie kan hem ervan verlossen? Zijn antwoord is: ‘God zij gedankt, door Jezus Christus, onze Heer’. Heel Romeinen 8 is een lofzang op het goede nieuws van Jezus. ‘Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn? Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij? Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons. Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? Er staat geschreven: “Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.” Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus onze Heer.’ Dit leidt tot een hele andere manier van leven, niet gebaseerd op angst, maar op liefde. Daarover meer in het slot van deze serie.