woensdag 17 maart 2010

Van creationist tot evolutionist (1): de paradigmawisseling

Vorig weekeinde ontmoette ik een goede vriend die ik al een paar maanden niet gesproken had. Hij deed mij een schokkende mededeling: in de tussentijd was hij veranderd van een overtuigde jonge aarde creationist naar wat we maar voor het gemak een ‘theistisch evolutionist’ zullen noemen: iemand die gelooft dat God bij het scheppen van het heelal, het leven en de mens de processen uit de natuur heeft gebruikt, die wij zouden vangen onder de noemer ‘evolutie’.
Wat hem overtuigd had, waren de aanwijzingen voor een gemeenschappelijke afstamming van mensen en mensapen. Niet alleen de overeenkomsten in uiterlijk en DNA, die zouden kunnen worden verklaard door het argument van een overeenkomend ontwerp, maar de aanwezigheid van transposons (zichzelf kopierende stukjes DNA) en retrovirussen (virussen die zichzelf in het genoom kunnen inbouwen en daar deel van worden) op precies dezelfde plaatsen in het DNA en de gemeenschappelijke beschadigingen van chromosomen. Als mensapen en mensen apart geschapen waren, zouden de virussen heel toevallig op dezelfde plek deel van ons erfelijk materiaal zijn geworden, en zouden heel specifieke chromosoombeschadigingen twee of meer keer op dezelfde wijze moeten zijn verlopen. Dat vereist zoveel toeval dat er maar twee verklaringen zijn: of de mens en de mensapen delen een gemeenschappelijke voorvader, of God houdt ons voor de gek door ons dat te laten geloven. Dat laatste zou betekenen dat we noch onze zintuigen zouden kunnen vertrouwen (omdat bevindingen op grond van onze waarnemingen dan niet in overeenstemming zouden zijn met de realiteit), noch de schepper, die leugenachtig en sluw zou blijken te zijn. Omdat dit voor een christen, die gelooft in een betrouwbare, liefdevolle god, onaanvaardbaar is, blijft alleen de eerste optie open. Er heeft een proces van evolutie plaatsgevonden.

Ik kon goed begrijpen dat het hoofd van mijn vriend tolde. Als je tot je veertigste vast overtuigd bent geweest van het feit dat de Aarde (en het heelal ook) maar zesduizend jaar oud is, en alle soorten, de mens incluis, afzonderlijk zijn geschapen, en die aanname blijkt niet te kloppen, vallen opeens meer zekerheden weg. Ik weet het uit ervaring, want ook ik heb een dergelijke omschakeling doorgemaakt. Bij mij was echter het aannemen van een gemeenschappelijke oorsprong van mens en aap een van de laatste stappen in het proces. Ik raakte overtuigd door de fossielen. Vooral de ontdekking van overtuigende tussenvormen in de overgangen tussen vis en amfibie (zie de illustratie), dinosaurus en vogel, reptiel en zoogdier en landdier en walvis kon ik niet negeren. Elk nieuw gevonden fossiel knaagde aan de creationistische uitleg die ik zo lang mogelijk overeind probeerde te houden. Elke tussenvorm deed me twijfelen aan de schepping en vervolgens aan mijn geloof en het bestaan van God. Voeg erbij de overeenkomsten in genen (en vooral de steeds grotere verschillen in dezelfde genen, afhankelijk van de verwantschap tussen de soorten), de mogelijkheid van het ontstaan van nieuwe genen en nieuwe informatie (door verdubbeling en selectie) en het niet geloofwaardige idee dat complexe ecosystemen zoals regenwouden, koraalriffen et cetera in de vierduizend jaar na de zondvloed zich uit niets ontwikkeld zouden hebben, en ik kon ook niets anders dan toegeven: de wereld kent een langere geschiedenis en de evolutietheorie biedt een goede beschrijving van de manier waarop het leven is ontstaan. Die omslag maakte ik tien jaar geleden door, en sinds die tijd heb ik geen enkel echt overtuigend nieuw argument gehoord voor de theorie van het jonge aarde creationisme, en ben ik alleen maar meer nieuwe, overtuigende aanwijzingen tegengekomen voor een langere ontstaansgeschiedenis van het leven, het heelal en de rest. Ik heb op dit gebied geen spoor van twijfel meer.

Maar dat ik de huidig geldende wetenschappelijke theorieën accepteer als behoorlijk betrouwbare beschrijvingen van de werkelijkheid, betekent niet dat ik niet meer in God geloof. Ik ben geen atheïst geworden. Nee, ik geloof nog steeds met hart en ziel in een persoonlijke, transcendente God, die van eeuwigheid tot eeuwigheid bestaat uit Vader, Zoon en Geest. Ik geloof dat Jezus God was en mens, en dat zijn dood en opstanding werkelijke gebeurtenissen waren in de geschiedenis, die onze relatie met de Schepper hebben hersteld. Ik beaam volmondig alle onderdelen van de apostolische geloofsbelijdenis. Ook de uitspraak dat God de schepper is van hemel en aarde. Ik noem mezelf daarom ook geen evolutionist, maar nog steeds creationist. Ik geloof namelijk nog steeds dat het heelal en onze planeet er zijn omdat God ze gewild heeft (en dat ze zijn zoals ze zijn omdat God dat zo heeft bepaald). Ik geloof dat de mens er is omdat God de mens gewild heeft, en dat de mens is zoals God hem bedoeld heeft. De mens, ongeacht de manier waarop hij uit het stof van de Aarde is gevormd, is 100 procent het beeld van God. Ik geloof bovendien dat ik, zoals ik hier op mijn laptop zit te typen, door God gewild ben. God wilde dat ik er zou zijn. Ik ben zijn meesterwerk. Ik heb er dus helemaal geen problemen mee te zeggen dat God mij, de mens en de wereld heeft geschapen. Het enige waarover ik anders ben gaan denken is over de manier waarop. Of dat nou zesduizend jaar geleden was in zes dagen, of in een proces van miljoenen tot miljarden jaren, wat telt is dat God mijn maker is en ik zijn schepsel, van wie Hij houdt met een onvoorstelbare liefde.
Dus, zouden sommigen kunnen zeggen, dan maakt het niet uit hoe je over het ontstaan van de wereld en het leven denkt. Voor de dagelijkse geloofsbeleving is de schepping geen kernzaak, want of het nu zesduizend jaar geleden is gebeurd of dertien miljard, het ligt verder in het verleden dan ik me kan voorstellen en wat telt is mijn vertrouwen op God als schepper in dit moment. Daar ben ik het echter niet mee eens. Er zijn wel degelijk grote verschillen in je wereldbeschouwing tussen de ‘jonge aarde creationist’ en de ‘langere processen creationist’. En ik durf te beweren dat het scheppings- en godsbeeld van de laatste meer overeenkomt het dat van de God die we in de bijbel ontmoeten en hoe hij door ons gekend wil worden. In mijn gesprek met mijn vriend identificeerden we een paar gevolgen die zo’n verandering van wereldbeeld kan hebben in je geloofsbeleving. Ik zal ze een voor een behandelen in de komende afleveringen van deze serie. (Ja, het blijft niet bij deze aflevering. Het getal 1 tussen haakjes had dat wel kunnen verraden!)

Update: lees op de blog van Marnix Medema zijn heldere uitleg van het argument voor de gemeenschappelijke afstamming. Zijn eerste bericht gaat over de virussen die zich op dezelfde plek bevinden in het DNA. Zijn tweede zal gaan over genen die door dezelfde (toevallige) mutatie bij mensen en dieren hun functie hebben verloren (pseudogenen).