dinsdag 26 januari 2010

Zwakheid 3: De weg van Jezus


Een paar van de grote doorbraken in mijn geestelijke leven vonden plaats op de bijbelkring van onze kerk. (Meer dan in de zondagochtenddienst, maar dat is een heel ander verhaal). Soms is het iets wat iemand zegt (zonder dat hij of zij weet dat het iets bijzonders is), soms is het dat ik plotseling iets besef door een discussie die we hebben (juist als ik het niet met iemand eens ben), soms is het omdat we samen God zoeken en Hij iets van zichzelf laat zien.
Dat laatste was het geval op 24 juni 2009. Samen met een kringgenoot had ik die bewuste avond voorbereid. Het was ons plan om een bijbelstudie te houden over het thema 'vrijheid'. Maar al snel hadden we het idee gekregen dat het nog veel mooier zou zijn het in praktijk te brengen. We hadden dus besloten om de invulling van de avond vrij te houden. Mensen mochten bidden, naar God luisteren, een lied opgeven om te zingen of een bijbeltekst voorlezen. Ik vond het een heel erg bijzondere kringavond. Ook ik probeerde die avond naar God te luisteren en ik kreeg heel helder de tekst uit Mattheus 11:28 in gedachten: 'Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart en u zult rust vinden voor uw zielen.' Vooral het eerste gedeelte kwam sterk naar voren. De vraag die ik me stelde was: wat wil Jezus dat we van hem leren? Hij beschrijft het als een juk (dat klinkt zwaar/moeilijk), maar tegelijk als iets dat ons rust brengt voor onze zielen en dat zacht en licht is. Het lijkt een innerlijke tegenstelling. Ik dacht aan een verband met het hoofdstuk ervoor, waar Jezus ook over 'opnemen' spreekt. Daar zegt hij: 'Wie niet zijn kruis op zich neemt en mij volgt, is mij niet waard.' Dat klinkt wel heel erg heftig. Een kruis is nog een stukje erger dan een juk, nietwaar? Maar de kern zit hem in wat dan volgt: 'Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, die zal het behouden.' Het lijkt wel alsof Jezus in raadselen spreekt. Bedoelt hij nou dat we ernaar moeten verlangen om dood te zijn? Vindt hij dat het leven niets waard is? Moeten we allemaal martelaren worden?
Niets van dat alles. Jezus wil dat we zijn voorbeeld volgen, door onze eigen verwoede pogingen om ons leven veilig te stellen op te geven en de controle over onze groei, onze resultaten, ons welzijn, ja, ons leven, over te geven aan God. Dat is een van de moeilijkste dingen om te doen, omdat ons geloof dat we onszelf kunnen veranderen, dat we ons eigen succes kunnen bewerken, diep in ons geworteld is. Maar het is tegelijkertijd bevrijdend. Het is namelijk de angst voor ons leven die ons brengt tot passiviteit of controle. Als we de verantwoordelijkheid over ons leven aan God hebben toevertrouwd, zijn we vrij om met volle zelfovergave God, anderen, de wereld en onszelf lief te hebben. We zijn niet meer bezig met al die projecten om onszelf en onze situatie te verbeteren, maar zijn in elke situatie gewoon beschikbaar om te leven, om van mensen te houden, om het koninkrijk van God door ons heen tot uiting te laten komen. En dat geeft ons inderdaad rust voor onze zielen.

Jezus wil dat we dezelfde weg in ons leven gaan als hij. Ik noem dit zelf 'de weg van Jezus'. In Handelingen worden de eerste christenen de volgelingen van de Weg genoemd, dus dat past wel. Wat de weg van Jezus is, staat beschreven in Filippenzen 2. Ik waarschuw jullie alvast, dit wordt een van de meest bijbel-heavy blogberichten, want dit is lang niet de laatste die ik zal aanhalen! Maar goed, Filippenzen 2 dus: 'Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood - de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elk knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God de Vader.'
Paulus beschrijf hier in het kort de hele geschiedenis van Jezus Christus, die er een was van totale zelfovergave. Hij doet uit eigen, vrije keuze, afstand van zijn goddelijke almacht, alomtegenwoordigheid, alwetendheid en eeuwigheid en wordt sterfelijk, beperkt, gebonden aan een menselijk lichaam. Hij doet uit eigen, vrije keuze, afstand van zijn zelfbeschikkingsrecht als mens. Hij hield zich niet vast aan zijn eigen plannen voor zijn leven (misschien een mooie timmermanszaak) en ging ook niet in op de verleidingen van de tegenstander om via een 'shortcut' eeuwige roem en glorie voor zichzelf te verwerven. Hij liet God de loop van zijn leven en zijn bestemming bepalen. Hij doet zelfs uit eigen, vrije keuze, afstand van zijn controle over zijn leven. Hij roept geen duizenden engelen om zijn aanklagers te vernietigen, hij probeert niet zichzelf uit alle macht te beschermen, maar geeft zijn leven over in de handen van zijn Vader. Hij vernedert zichzelf tot in de dood. En vervolgens laat God hem uit de dood opstaan. Vervolgens geeft God hem een positie boven alles en iedereen, en geeft God hem de naam die elke naam te boven gaat. Vervolgens krijgt hij alle goddelijke macht.
En hiervan zegt Paulus iets eerder: 'Laat die gezindheid in u zijn, die ook in Christus Jezus was'. In de kerk wordt daar vaak een moralistisch sausje aan gegeven. Dat we elkaar moeten dienen (is ook wel zo), en bereid moeten zijn taken in de kerk te doen, ook als we dat liever niet willen. Dat we moeten doen wat ons gezegd wordt. Maar als we hier een plicht van maken, komen we uit bij dezelfde controle waaraan we nu juist proberen te ontsnappen. Dit gedeelte gaat helemaal niet over iets dat Jezus deed. Het gaat erom wat Jezus NIET deed. Hij probeerde NIET de controle in handen te houden, hij probeerde NIET zijn eigen gerechtigheid te verdienen, hij probeerde NIET uit eigen kracht God tevreden te stellen. Hij gaf al die dingen op. En vervolgens gaat het over wat God doet. En het gaat dus ook om wat God doet in ons. Even verder zegt Paulus: 'Het is God die zowel het willen als het handelen in u teweegbrengt, omdat het hem behaagt.' Als in ons die gezindheid is die in Christus Jezus was, als wij de controle over ons leven loslaten en God de ruimte geven, zorgt hij zelf in ons voor de resultaten, hij zorgt ervoor dat ons leven vrucht draagt, hij geeft ons de motivatie en de kracht om voor het koninkrijk van God tot stand te leven. Hij geeft ons glorie.

Het is misschien wel het meest basale patroon dat we in de bijbel kunnen vinden, dat van dood en opstanding. Jezus zegt het zelf: 'Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het slechts een graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht' (Johannes 12:24). En hij vervolgt met een tekst die wel heel erg lijkt op die uit Mattheus die ik eerder aanhaalde. 'Wie zijn leven liefheeft, verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven.' Wat willen liefhebben en haten in dit verband zeggen? Niet dat we een slecht zelfbeeld moeten hebben, of dat we niet goed voor onszelf mogen zorgen. Anders zou er elders niet staan dat we onze naaste moeten liefhebben als onszelf (want dat zou betekenen dat we hem of haar moeten haten). Deze tekst moeten we lezen in het verband waarin hij staat en ik geloof dat het erom gaat of we zelf de controle over ons leven willen houden, of dat we die aan God willen overgeven. Of we ons eigen leven willen vormgeven, of dat we bereid zijn te sterven en door God te worden opgewekt in het eeuwige leven. Of we de weg van Jezus willen gaan.
Pas als we de controle loslaten, pas als we toegeven dat we onszelf niet heilig kunnen maken, pas als we erkennen dat we niet uit eigen kracht onze of andermans maatstaven kunnen bereiken, pas als we onze verwoede pogingen om onszelf te redden opgeven, kan God zijn gang in ons gaan. Het is namelijk een feit dat iemand die dood is niets meer kan doen. Iemand die dood is heeft geen enkele controle meer. Zijn wil heeft geen enkel effect. Hij kan zichzelf op geen enkele manier meer levend maken. Sterker nog: de enige beweging die nog plaatsvindt in zijn lichaam is die van de natuurwetten, van aftakeling en verval. Daarom gebruikt Jezus de beelden van een juk en van een kruis. Beide worden een dier of een persoon opgelegd, waardoor hij de controle over zijn leven verliest. Een juk of een kruis dragen betekent dat je niet meer zelf kunt bepalen waarheen je gaat, en dat je het einde van je leven niet zelf in eigen hand hebt. Op die manier zijn beide beelden verwijzingen naar de dood, het ultieme einde van onze controle.
Maar tegelijk leidt het einde van onze controle tot het begin van Gods werk in ons leven. Ik las bij iemand (volgens mij Rober Farrar Capon, maar pin me er niet op vast. Goede schrijver, overigens!) het voorbeeld van een dode hand. Hij schreef zoiets als: een levende hand probeert dingen vast te grijpen, hij houdt de controle. Leg er een knikker in, en hij pakt die vast. Maar dan is er geen ruimte meer voor iets anders. Een dode hand kan niets vastgrijpen, wat zich erin bevindt is volledig afhankelijk van degene die geeft. Die kan de knikker wegnemen en er iets mooiers voor in de plaats geven. Alleen de dode hand kan alles ontvangen wat de ander wil geven. Net zo kan God alleen vrij in ons zijn werk doen, hij kan alleen zijn koninkrijk in ons tot stand brengen, als wij ons er niet meer bemoeien. Als we dus 'dood' zijn. Alleen als wij niet langer vastklampen aan onze eigen resultaten, kan God in ons zijn vrucht tot stand brengen. Onze pogingen tot controle, onze 'zelfredzaamheid', onze eigen inspanning en heiligheid, zitten God alleen maar in de weg.
En deze 'dood', het opgeven van onze controle, is iets waar we zelf voor moeten kiezen. God dringt het niet aan ons op. Daarom het werkwoord 'opnemen'. En daarom de actieve woorden over Jezus in Fillipenzen 2: hij 'heeft zich vernederd'. De hel zit vol met mensen die zich bleven vastklampen aan de controle over hun eigen leven, die dachten dat ze zichzelf wel konden redden, dat ze uit eigen kracht goed genoeg konden leven, dat ze sterk en krachtig waren. Omdat ze niet wilden 'sterven' -hun eigen leven liefhadden- kon God hen niet levend maken. De oproep van Jezus is dan ook om je pretenties op te geven, om je eigen pogingen los te laten, om van je eigen maatstaven, ambities en doelen af te zien, en om voor al die dingen alleen maar op God te vertrouwen, om God zowel het willen als het werken in je tot stand te laten brengen. Zijn oproep is om toe te geven dat je zwak bent, en je open te stellen voor de kracht van God. Dat leidt tot een leven van vrijheid en vreugde dat doorgaat tot in de eeuwigheid. Dat brengt rust voor je ziel.

In mijn volgende bericht wil ik laten zien hoe de weg van de zwakheid in 1 en 2 Korinthe wordt gezet tegen de weg van de menselijke controle, de weg van het vlees.
(wordt vervolgd)